Installatie en Onderhoud
3. Installatie
Belangrijk –veiligheidsopmerking
Vooraleer enige installatie- of onderhoudsprocedure te
starten,
zorg
dat
alle
afgesloten zijn. Zorg dat alle resterende inwendige druk in het
toestel of de aansluitleidingen voorzichtig wordt afgelaten en
dat alle hete onderdelen worden afgekoeld om het risico op
brandwonden
te
vermijden.
veiligheidskledij vooraleer enig installatie- of onderhoudswerk
aan te vatten. Zorg steeds voor geschikt hefmateriaal en zorg
dat het toestel veilig is vastgemaakt.
Nota: Bij het verpompen van een potentieel explosief medium,
dient het aandrijfmedium een inert gas te zijn zonder zuurstof.
3.1. Inlaatleidingen
Om te voorkomen dat het condensaat zich opstapelt in het te
draineren systeem, is het aanbevolen dat de inlaatleidingen
voldoende ontworpen zijn om het condensaat te accumuleren
tijdens de afvoercyclus van de pomp. In het algemeen is een
lengte en een diameter van een leiding, genoeg om 2,1 liter
condensaat te verzamelen, voldoende. Het is aanbevolen dat dit
condensaatreservoir
tenminste
toepassingsuitlaat maar zo hoog mogelijk boven de APT10-4,5-
inlaat wordt voorzien. Het is essentieel dat een Spirax Sarco Y-
type filter met een zeef met maximale perforatiegrootte van 0,8mm
wordt geplaatst op de condensaatinlaat van de APT10-4,5.
3.2. Aanbevolen opvulhoogte
Een opvulhoogte van tenminste 0,3m vanaf de basis van de
pompcondenspot is aanbevolen. Minimum 0,2m bij gereduceerde
capaciteit. Nota: Tijdens koude opstartcondities, is het mogelijk dat
de inlaatterugslagklep gaat klapperen. In dat geval adviseren wij
om een smorende afsluiter te monteren om de vuldruk te
reduceren.
3.3. Aansluitingen
De APT10-4,5 heeft 4 aansluitpoorten. De DN20 (3/4") aansluiting
gemarkeerd met (IN) dient aangesloten te worden met de uitlaat
van het systeem dat gedraineerd dient te worden. De DN20 (3/4")
aansluiting gemarkeerd met (UIT) dient aangesloten te worden op
de condensaatretourleiding. Een pijl op het huis geeft de correcte
richting van de stroming aan. De DN15 (1/2") aansluiting
gemarkeerd met (S) dient aangesloten te worden op een
gedraineerde stoomtoevoerleiding.
IM-P612-32 / CMGT-BEn-05
stoom-
of
condensaatleidingen
Draag
steeds
geschikte
1
leidingdiameter
onder
Het is belangrijk dat deze leiding ten allen tijde ontwaterd
wordt van alle condensaat met behulp van een Spirax Sarco
condenspot, en gefilterd door middel van een 100 MESH filter,
reeds gemonteerd geleverd op de pompcondenspot (zie figuur
5). De geschroefde DN15 (1/2") aansluiting gemarkeerd met (E)
dient terug aangesloten te worden zo dicht mogelijk tegen de
condensaatuitlaat van de vebruiker. Deze evenwichtsleiding dient
altijd te worden aangesloten aan de bovenzijde van de
condensaatleiding, zoals getoond in figuur 5. Nota: De APT10-4,5
kan vastgemaakt worden aan een stabiel oppervlak met behulp
van de 2 x ø12mm gaten die geboord zijn in de onderkant van het
deksel.
3.4. Uitlaatleidingen
Het is belangrijk dat de uitlaatleidingen correct gedimensioneerd
zijn, om overmatige tegendrukken op de APT10-4,5 te vermijden.
Het leidingwerk dient te worden gedimensioneerd met inachtname
van de effecten van flash stoom bij de warmtewisselaars die
werken bij vollast.
4. Opstart
de
4.1
Na het vastmaken van de inlaat- en uitlaataansluitingen en de
aandrijfstoom/ontluchtingsopeningen zijn aangekoppeld zoals
in figuur 4 en 5, open traag de leiding van de aandrijfstoom om
de
APT10-4,5
ontluchtings/balanceerleiding open is en op geen enkele
manier geblokkeerd is.
4.2
Open langzaam de afsluiters in de condensaatinlaat- en
afvoerleidingen, zodat het condensaat het huis van de APT10-
4,5 kan vullen.
4.3
De APT10-4,5 is nu gereed voor gebruik.
4.4
Wanneer de gehele procesinstallatie in werking is, zal de
APT10-4,5 condensaat afvoeren onder alle drukcondities, in de
retourleiding.
4.5
Indien er zich onregelmatigheden voordoen, kijk opnieuw de
aansluitingen na, volgen de aanbevelingen. Indien het toestel
niet werkt, consulteer dan sectie 9; Foutopsporing
.
van
druk
te
voorzien.
APT10-4.5
Zorg
dat
de
- 3 / 17 -