Als alternatief kan een externe waarschuwingslamp die blijft branden met voeding 24 V
knipperen wordt beheerd door de besturingseenheid.
Tijdens het programmeren van de besturingseenheid en het instellen van de bedrijfsparameters blijft de waarschuwingslamp
branden.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 12 is de positieve
pool.
5.3.2. i
(F
ndicAtielAmpje
Klemmen "13 & 15". Uitgang 24 V
slagboom op afstand kan worden gemonitord. Als de lamp eenmaal is aangesloten, werkt hij als volgt:
•
Lampje uit = Automatisch systeem gesloten
•
Lampje aan = Arm open
•
Lampje knippert snel = Arm gaat open
•
Lampje knippert langzaam = Arm gaat dicht
De belasting op deze contacten mag niet hoger zijn dan 5 W.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 13 is de positieve
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 13 is de positieve
pool. .
5.3.3. v
(F
erlichting Arm
Klemmen " "14 & 15". Uitgang 24 V max. 20 W. Op deze klemmen moet de op de arm te plaatsen lichtslang worden aangesloten
(los verkocht). Door een lichtslang op de arm aan te brengen wordt deze aanzienlijk beter zichtbaar. Het gedrag van de
lichtslang wordt bepaald door de parameter "G", zie paragraaf 9.
Tijdens de fase van weergave/programmering van de bedrijfsparameters knippert de verlichting op de arm snel.
Gebruik deze klemmen uitsluitend voor de lichtslang, er mogen geen andere voorzieningen op worden aangesloten.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 14 is de positieve
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 14 is de positieve
pool. .
5.4. KLEMMENBORD CN4
5.4.1. s
ynchronisAtie tegengestelde slAgbomen
Klemmen "16 & 22". Deze klemmen worden gebruikt om in installaties met twee tegengestelde slagbomen de beweging van
de twee slagbomen te synchroniseren. Deze klemmen moeten worden aangesloten op de respectievelijke klemmen van
de tweede kaart; in de praktijk moeten de klemmen van de twee kaarten worden doorverbonden. Naast deze klemmen
moeten alle gebruikte impulsgevers en veiligheidsinrichtingen worden aangesloten. In figuur 7 is het volledige aansluitschema
weergegeven.
Klem 23, fototest, hoeft niet parallel te worden aangesloten.
De bedrijfsparameters van de twee besturingseenheden, inclusief de logica en de pauzetijd, moeten op dezelfde wijze
worden ingesteld.
De programmering moet worden uitgevoerd op beide besturingseenheden.
Bij toepassingen met tegengestelde slagbomen wordt aangeraden om, voor de werking met radioafstandsbedieningen,
een externe ontvanger te gebruiken die parallel op de twee kaarten is aangesloten.
5.4.2. v
eiligheidsvoorzieningen
Klemmen " "17 & 22". N.C.-contact. Op deze klemmen moet een willekeurige voorziening voor obstakeldetectie worden
aangesloten (bijv. fotocellen) die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van het automatisch systeem. Met de
parameter "y" kan worden gekozen hoe de veiligheidsvoorzieningen ingrijpen: alleen actief tijdens het sluiten, of actief tijdens
het openen en sluiten. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FSW.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten moet deze ingang worden doorverbonden, de led FSW moet
blijven branden.
Meerdere veiligheidsvoorzieningen moeten in serie worden aangesloten.
5.4.3. s
(F
. 5)
top
ig
Klemmen " "18 & 22". N.C.-contact. Sluit op dit contact een willekeurige impulsgever (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.)
aan die, door het contact te openen, het commando moet geven het automatisch systeem onmiddellijk te stoppen, terwijl
het eventuele automatische functies worden gedeactiveerd. Na een STOP-impuls moet een OPEN-impuls worden gegeven
om de normale werking van het automatisch systeem te hervatten. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de
led STOP.
Op deze klemmen is reeds het veiligheidscontact van het deurtje aangesloten (N.O.-contact altijd actief), verwijder
deze aansluiting niet.
Meerdere STOP-voorzieningen moeten in serie worden aangesloten.
. 4)
ig
max. 5 W. Sluit op deze klemmen de eventuele lamp aan waarmee de status van de
. 4)
ig
(F
. 7)
ig
FsW (F
.6)
ig
LYNX 08 24V
Pagina
Installatiegids
max. 15 W, worden aangesloten. Het