4.1 Bedrading
De bekabeling moet geïnstalleerd worden in overeenstemming met BS 6739 - Instrumentatie in
Procescontrolesystemen: Installatieontwerp en -praktijk of plaatselijk equivalent. Voor installaties in de VS en
Canada moet de sonde aangesloten worden volgens de National and Local Electrical Code (NEC) of de Canadian
Electrical Code (CEC).
De aansluiting is geschikt voor draden met een kabeldoorsnede van 0,5 - 1,5 mm
de regelaar voor verdere informatie over de bedrading.
Zorg voor voldoende kabellengte om de kabelconnector te kunnen verwijderen, en om ervoor te zorgen dat er geen
spanning op het toestel komt te staan.
Om de kabelconnector los te maken, verwijdert u de centrale schroef.
Opmerking: - Om het milieu te beschermen wordt de sonde geleverd met een pakking tussen de
kabelconnector en de sondeaansluiting. Om het milieu intact te houden, moet u ervoor zorgen dat de
pakking altijd aanwezig is wanneer u de kabelconnector weer aansluit, en dat alle contactoppervlakken
onbeschadigd en schoon zijn.
Om toegang te krijgen tot het aansluitblok in de kabelconnector, verwijdert u de centrale schroef en trekt u het
klapdeksel weg.
Het aansluitblok op de standaard CP40 kan in 90° stappen gedraaid worden om de bedrading te
vergemakkelijken:
-
Verwijder de bevestigingsschroef en het klapdeksel en trek de connector eruit.
-
Verwijder het aansluitblok en herplaats het naar behoefte.
verwijderd van kabelconnector
IM-P693-12-NL EMM-UKn-02
4. Aansluitschema's
Fig. 8
Aanzicht van aansluitblok
CP40 Geleidbaarheidssonde
(20 - 16 AWG). Zie de IMI van
2
9