1.5 Gevaarlijke omgeving rond het product
Denk aan: explosiegevaarlijke zones, zuurstofgebrek (bv. tanks, kuilen), gevaarlijke gassen, extreme
temperaturen, hete oppervlakken, brandgevaar (bv. tijdens het lassen), overmatig lawaai, bewegende
machines.
1.6 Het systeem
Ga na wat het effect van de voorgestelde werkzaamheden op het gehele systeem is. Zal een voorgestelde
actie (bv. sluiten van afsluiters, elektrische isolatie) een ander deel van het systeem of personeel in gevaar
brengen?
Gevaren kunnen bestaan in het isoleren van ontluchters of beschermingsinrichtingen of het ondoeltreffend
maken van bedieningselementen of alarmen. Zorg ervoor dat de afsluiters geleidelijk worden in- en
uitgeschakeld om schokken in het systeem te voorkomen.
1.7 Druksystemen
Zorg ervoor dat alle druk wordt geïsoleerd en veilig wordt afgevoerd naar atmosferische druk. Overweeg
dubbele isolatie (dubbele blokkering en ontluchting) en het vergrendelen of etiketteren van gesloten kleppen.
Ga er niet van uit dat het systeem drukloos is, zelfs niet wanneer de manometer nul aangeeft.
1.8 Temperatuur
Laat de temperatuur na het isoleren even normaliseren om gevaar van brandwonden te voorkomen.
Als van PTFE gemaakte onderdelen blootgesteld zijn geweest aan een temperatuur van 260 °C (500 °F) of
meer, zullen zij giftige dampen afgeven, die bij inademing tijdelijk ongemak kunnen veroorzaken. Het is van
essentieel belang dat in alle ruimten waar PTFE opgeslagen, behandeld of verwerkt wordt, een rookverbod
geldt, omdat personen die de dampen inademen van brandende tabak die met PTFE-deeltjes verontreinigd
is, "polymeerrookkoorts" kunnen krijgen.
1.9 Gereedschap en verbruiksartikelen
Voordat u met de werkzaamheden begint, moet u ervoor zorgen dat u geschikt gereedschap en/of
verbruiksartikelen beschikbaar hebt. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van Spirax Sarco.
1.10 Beschermende kleding
Ga na of u en/of anderen in de omgeving beschermende kleding nodig hebben tegen de gevaren van
bijvoorbeeld chemicaliën, hoge/lage temperaturen, straling, lawaai, vallende voorwerpen en gevaren voor
ogen en gezicht.
1.11 Werkvergunningen
Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door of onder toezicht staan van een daartoe bevoegd
persoon. Het installatie- en bedieningspersoneel moet worden opgeleid in het juiste gebruik van het product
volgens de Installatie- en Onderhoudsinstructies.
Wanneer er een formeel "werkvergunningsysteem" van kracht is, moet dit worden nageleefd. Wanneer een
dergelijk systeem niet bestaat, wordt aanbevolen dat een verantwoordelijke persoon weet welke
werkzaamheden er gaande zijn en zo nodig een assistent regelt die in de eerste plaats verantwoordelijk is
voor de veiligheid.
Plaats zo nodig 'waarschuwingsborden'.
CP40 Geleidbaarheidssonde
3
IM-P693-12-NL EMM-UKn-02