Optionele GPS-eenheid op System View aansluiten
NB: De GPS-eenheid moet aan NMEA-interfacenorm 0183, V1.5, V2.0 of een nieuwere compatibele
versie van de National Marine Electronic Association voldoen.
Kijk eerst naar het bedradingsschema van de GPS en bepaal welke twee draden de GPS-uitgangs-
draden zijn. Zoek de witte en blauwe draad op die van de System View draadboom komen (zie Bedra-
ding). Sluit de GPS-uitgangsdraden op de witte en blauwe draad aan. Als u geen gegevens ontvangt,
wisselt u de draadverbindingen om. Als u nog steeds geen gegevens ontvangt, kunt u de gebruikers-
handleiding van het GPS raadplegen en kijken of het GPS gekalibreerd moet worden om het uit-
gangssignaal aan te zetten of anders moet worden geaard.
Instelling van locatie van meerdere motoren
Bij toepassingen met meerdere motoren moet aan elke motor een locatie worden toegewezen. Bij-
voorbeeld: stuurboord en bakboord. Dit is vereist om ervoor te zorgen dat de juiste motorgegevens
naar de System View worden gestuurd. Mocht de System View een foutieve motorlocatie constate-
ren, dan waarschuwt hij u door het bericht 'multi engine fault' (storing meerdere motoren) weer te
geven. Als dit zich voordoet, moeten de motorlocaties worden teruggesteld met gebruikmaking van
de Quicksilver Digital Diagnostic Terminal (DDT) in combinatie met de SmartCraft Engine Diagnostic
Cartridge, versie 1.0 of later.
90-892133B JULI 2003
INSTALLEREN
Pagina 8-7