Apparaat bedienen
Temperatuur instellen
De temperatuur van het koelgedeelte (boven) en vriesgedeelte (onder) wordt
met de thermostaat
instelmogelijkheden:
0:
apparaat is uitgeschakeld
1-2:
koeltemperatuur in de laagste stand
3-5:
koeltemperatuur in de middelste stand (standaard)
6-7:
koeltemperatuur in de hoogste stand
Leg geen levensmiddelen in het koel- en vriesgedeelte voordat het
apparaat is afgekoeld.
De binnentemperaturen kunnen worden beïnvloed door de standplaats
van het apparaat, de omgevingstemperatuur en de frequentie waarmee
de deur wordt geopend. Houd hier rekening mee bij de
temperatuurinstelling.
De maximale stand van de thermostaat mag alleen voor korte tijd worden
ingesteld bij hoge buitentemperaturen of als de koelkast wordt gevuld
met levensmiddelen die snel moeten worden gekoeld. Nadat de
gewenste binnentemperatuur is bereikt, moet de thermostaat weer op
een lagere stand worden gezet, omdat de temperatuur in het
koelgedeelte anders daalt tot onder de 0 °C en dit een negatieve impact
kan hebben op de gekoelde levensmiddelen.
− Zet de temperatuur van het koel- of vriesgedeelte op de koudste stand 7 voordat
verse levensmiddelen worden ingelegd. Zet na 24 uur de thermostaat op de
middelste stand totdat de temperatuur van het onderste plateau circa 6 °C is
(controleer met een koelkastthermometer).
− Controleer de temperatuur in het koel- en vriesgedeelte door er een
thermometer in te leggen. Als de ingestelde temperaturen zijn bereikt, kunt u de
levensmiddelen in de koel-/vrieskast leggen.
Temperatuur van het koelgedeelte instellen
− Zet de thermostaat
koelgedeelte in te stellen.
− Na 24 uur kan de temperatuur op 1-2 of 3-5 worden gezet.
− Zet de thermostaat op 0 om de koeling uit te zetten.
30
14
ingesteld. Maak een keuze uit de onderstaande
op 7 om de temperatuur op de hoogste stand voor het
14