Sensepoint XCD Technisch Handboek
1 Veiligheid
Zorg ervoor dat dit bedieningshandleiding is gelezen en begrepen VOOR de apparatuur wordt
geïnstalleerd, bediend, onderhouden. Let vooral op waarschuwingen. Alle waarschuwingen in
het document zijn hier vermeld en worden herhaald aan het begin van het betreffende hoofdstuk in
deze bedieningshandleiding. Waarschuwingen worden vermeld in de hoofdstukken waar ze van
toepassing zijn.
Sensepoint XCD is ontworpen voor installatie en gebruik in gevaarlijke zones 1 of 2 in talloze
landen zoals Europa en Division 1 of 2 zones in Noord-Amerika.
De installatie moet gebeuren conform de geldende normen van de bevoegde overheid in het
betreffende land.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden mag alleen opgeleid personeel de detector openen.
Voordat werkzaamheden worden uitgevoerd, moet men steeds nagaan of alle lokale regels
en procedures van de locatie zijn gevolgd. De geldende normen moeten worden gevolgd om
de algemene certificatie van de detector te behouden.
Voor installaties waarbij leidingen zijn gebruikt, en de sensor direct is gemonteerd op
de Sensepoint XCD, moet er een "lekdichte dichting" zijn geïnstalleerd voor elk van de
kabelglaningangen binnen 45 cm van de Sensepoint XCD. De totale afstand van de plaats van
deze lekdichte dichtingen is 45 cm. (bijv. als alle 3 de glaningangen moeten worden gebruikt,
moeten 3 lekdichte dichtingen worden aangebracht, elk binnen 15 cm van de bedradingsingang).
Ter wille van de elektrische veiligheid mag het product niet worden gebruikt in lucht met een
zuurstofgehalte van meer dan 21%. In een zuurstofarme atmosfeer (brandbaar gas: minder dan
10% V/V, toxisch gas: minder dan 6% V/V) kunnen sommige sensorsignalen worden onderdrukt.
Bij gebruik van een antihechtende samenstelling moeten de draden licht worden behandeld
met een gekeurde siliconenvrije samenstelling, zoals bijv. petrolatum.
Om het risico van ontsteking in gevaarlijke atmosferen te verminderen, declassificeert u de
zone of koppelt u de apparatuur los van de voeding voordat u de detectorbehuizing opent.
Houd de module goed gesloten tijdens het gebruik.
Probeer in een potentieel gevaarlijke omgeving nooit een aansluitdoos/behuizing te
openen of de sensor te vervangen/terug te zetten terwijl de stroomtoevoer naar de zender
ingeschakeld is.
Voor de elektrische veiligheid en om radio-interferentie te beperken moet de detector geaard
zijn. Er zijn aardingspunten voorzien aan de binnen- en buitenkant van de eenheid. De
interne aarding moet worden gebruikt als primaire aarding voor de apparatuur. De externe
aansluiting is alleen een extra aardaansluiting voor waar lokale autoriteiten een dergelijke
aansluiting toestaan of vereisen.
Zorg ervoor dat alle afschermingen / instrumentaarde / storingsvrije aardingsbedrading
geaard zijn op één punt (aan de controller of detector - MAAR NIET BEIDE) om valse
metingen of alarmen door potentiaalaarding/aardingslussen te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het behandelen van sensors. Deze kunnen immers corrosieve
oplossingen bevatten.
Probeer de sensor nooit te saboteren of te demonteren.
Stel het apparaat niet bloot aan temperaturen buiten het geadviseerde bereik.
Stel sensors niet bloot aan organische oplosmiddelen of brandbare vloeistoffen.
Als elektrochemische sensors voor zuurstof- en toxisch gas zijn opgebruikt, moeten deze op
een milieuvriendelijke wijze worden verwijderd. Dit moet gebeuren conform de plaatselijke
bepalingen voor afvalverwerking en de milieuwetgeving.
Oud vervangbare sensors mogen ook worden geretourneerd naar Honeywell Analytics.
Verpak deze goed en markeer deze duidelijk voor milieuvriendelijke afvalverwerking.
Elektrochemische sensoren mogen NIET worden verbrand, omdat daarbij schadelijke
dampen kunnen vrijkomen.
Neem bij de installatie de plaatselijke of landelijke voorschriften in acht. Voor Europa zie
EN60079-29-2, EN60079-14, EN45544-4 en EN61241-14.
Deze apparatuur is zo ontworpen en gebouwd, dat ze voorkomt dat er zich
ontstekingsbronnen vormen, zelfs in geval van regelmatige verstoringen of werkingsfouten
van de apparatuur.
De sensorkop moet worden uitgerust met de bijgeleverde weersbescherming en zo worden
gemonteerd, dat de sinter omlaag wijst om beschermingsgraad IPX6 te verzekeren.
De weersbescherming houdt een potentieel risico voor elektrostatische lading in. De
instructies van de fabrikant moeten worden nageleefd.
OPMERKING: De regelkaart moet een zekering van de juiste waarde hebben.
WAARSCHUWINGEN
2
SPXCDHMANDT Uitgave 8