3. Inregeling
3.1 Algemeen
Volgorde voor inregeling:
1. Controleer of er zich geen vreemde voorwerpen binnen in de
unit, het kanaalsysteem of de functionerende delen bevinden.
2. Draai de veiligheidsschakelaar in de stand AAN (I).
3. Selecteer de juiste taal als dit nog niet is gebeurd. Zie Sectie
4.7 in de GOLD-functiehandleiding, Installatie
4. De luchtbehandelingsunit heeft een fabrieksinstelling waar-
door de unit bedrijfsklaar is. Zie het aparte Protocol inrege-
ling.
In veel gevallen moeten deze instellingen echter worden
aangepast in overeenkomst met de huidige installatie.
Indien nodig kan de instelling van de ventilatorstand (inspec-
tiezijde) worden ingevoerd, zie Sectie 4.10 in de functiehand-
leiding, Installatie.
Programmeer de tijdschakeling, bedrijfsmodus, temperatu-
ren, luchthoeveelheden en functies conform de procedures in
Sectie 4 in de functiehandleiding, Installatie.
Selecteer of de meeteenheid voor het luchtdebiet l/s, m
m
/u of cfm moet zijn.
3
Vul het Protocol inregeling in en bewaar dit in de documen-
tenhouder van de luchtbehandelingsunit.
In sommige gevallen kan het nodig zijn om de P-band en I-tijd
af te stellen als het regelsysteem van de verwarming schom-
melingen vertoont of traag werkt. Hiervoor moet een speciale
code worden ingevoerd. Neem hiervoor contact op met uw
Swegon-vertegenwoordiger.
5. Activeer naar behoefte handmatig of automatisch bedrijf
(Dashboard) of zet het toerental van de ventilator vast (menu
LUCHTINSTELLING). Stel het kanaalsysteem en de luchtverde-
lers af volgens Sectie 3.2.
6. Controleer de drukbalans in de luchtbehandelingsunit en stel
deze indien nodig af volgens Sectie 3.3.
7. Kalibreer ten slotte het filter volgens Sectie 3 in de functie-
handleiding, Installatie.
We behouden het recht voor om specificaties te wijzigen.
3
/s,
NL.GOLDSKFSD.231015
www.swegon.com
7