4.1 ASSEMBLAGE VAN DE BUISVORMIGE MOTOR
1)Steek het kransaanpasstuk (Fig.2 ref.a) in de buisvormige motor,
totdat deze helemaal op de geleider (Fig.2 ref.b) in de
eindschakelaarring zit.
2) Plaats het wielaanpasstuk (Fig.2 ref.c) in de motoras en
blokkeer hem met de meegeleverde seeger-ring. (Fig.2 ref.d)
a
MEENEMER
SEEGER-BLOKKEERRING
4.2 INSTALLATIE VAN DE BUISVORMIGE MOTOR
MODEL T-MODE 58 R
80
100
120
1) Boor een gat met een boorpunt van Ø 3 mm in de as (Fig.3
ref.b) op de afstand A (Fig.3 ref.a), zie tabel 1.
2) Plaats de geassembleerde buisvormige motor in de as vanaf
de kant tegenover de eindstop, totdat de loopring helemaal in
de as zit (Fig.4 ref.a).
3) Bevestig de meenemer aan de as met een zelftappende
schroef 4x10 die in het eerder geboorde gat wordt gestoken,
zoals op figuur 4 ref. b.
LOOPRING
BUISVORMIGE MOTOR
A
MEENEMER
a
LOOPRING
b
GELEIDER EINDSCHAKELAARRING
c
d
MAAT A (mm)
605
620
635
AS
EINDSTOP
GAT Ø 3.5
A
b
a
4) Monteer de eerder gekozen motorsteun aan de kant van de
elektrische aansluitingen.
5) Duw de gemotoriseerde as met een lichte druk in de motorsteun
(Fig.5 ref.a), en op de steun van de eindstop (Fig.5 ref.b), zodat
de stelschroeven van de eindschakelaar te bereiken zijn.
6) Controleer of de gemotoriseerde as perfect horizontaal is,
en verander de hoogte van de steunen van de eindstop of de
motor eventueel.
a
BUISVORMIGE MOTOR
MOTORSTEUN
ELEKTRICITEITSLEIDING
Fig.2
4.3 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Bruin
Tab.1
Zwart
Blauw
Groen-
Geel
1) Alvorens ingrepen op de installatie te
verrichten moet de elektrische voeding worden
uitgeschakeld.
2) Breng een alpolige schakelaar met een
afstand tussen de contacten van minstens 3mm
aan op het voedingsnet van het automatische
systeem.
1) Verbind de draden die afkomstig zijn van de motor met een
standaard wisselschakelaar, zoals in het schema van figuur 6.
2) Sluit de wisselschakelaar aan op de lijn zoals op figuur 6.
3) Schakel de voeding van de elektrische as in.
4) Druk op de knop "omhoog" en controleer of de as in opwikkelende
richting draait; stop vervolgens de motor.
Fig.3
3
A
MEENEMER
a
b
EINDSTOPSTEUN
Standaard omkeerapparaat
a
b
AS
Fig.4
Fig.5
FASE
NUL
Fig.6