GEBRUIK VAN DE COMPRESSOR
Op alle modellen kan er een compressor gemonteerd worden (pos.5 - fig.O) om het water uit de slang te
verwijderen. Dit accessoire kan zowel op het moment dat de machine gekocht wordt, als later geleverd
worden. Indien hij na de aflevering van de machine wordt aangevraagd, moet er vermeld worden of de dissel
van de machine daarvoor geschikt is (standaard alle modellen vanaf 1/1/96) en de asafstand tussen de 4
bevestigingsgaten. De compressor blaast, wanneer hij door een trekker geactiveerd wordt, lucht in de PE
slang van de machine, waardoor het water vanaf de sproeier tot de achterste aansluiting (pos. 11 - foto C)
verwijderd wordt.
Het systeem loost 70% van het water dat in de machine aanwezig is mits het water direct na het einde van
de irrigatie geloosd wordt, wanneer de slang nog vol water is. Na 5-10 minuten vanaf het einde van de
beregening kunnen er zich luchtbellen vormen doordat de PE slang vanzelf leegloopt: dan kan het moeilijker
worden of zelfs onmogelijk zijn de slang met de compressor te legen.
Voor de werking van de compressor, de volgende procedure volgen:
1.
Verbind de kogelkoppeling (pos.1 - foto O) met de watertoevoer (pos.13 - foto H), en controleer hierbij
zorgvuldig of de aankoppeling perfect is.
2.
Verwijder de dop van de achterste afvoer op de wagen (pos.11- foto C).
3.
Verbind de aftakas van de compressor, door middel van een cardanas (voor overgebracht vermogen
van minstens 80 HP) met een trekker met een minimaal vermogen van 100 Hp. Controleer of de plastic
beschermingen van de cardanas en die op de aftakas van de compressor compatibel zijn en vooral of
ze niet beschadigd zijn, anders moeten ze vervangen worden.
LET OP
De compressor niet met andere overbrengingssystemen gebruiken.
4.
Controleer of de tank met de verbruiksolie vol is (ongeveer 23 l.), door het oliepeil te controleren (pos.3
- foto O); vul anders olie bij (zie tabel met de aangeraden oliesoorten).
Ook is het raadzaam bij het eerste gebruik of na een erg lange rustperiode (bijvoorbeeld na de
winterperiode) ongeveer 0,7 l olie direct door het luchtaanzuigstuk (d.w.z. het kniestuk pos.4-foto O) in
de compressor te gieten. Het beste is deze handeling ook aan het eind van het beregeningsseizoen uit
te voeren; door een rubberen slang in het luchtaanzuigstuk te steken, kunt u de compressor met
behulp van een trechter vullen. Open de uitlaatklep (pos.8 foto ), sluit de afvoerklep (pos.7 foto O).
5.
Open de doseerklep van het smeermiddel (pos.4 - foto O) volledig en activeer de compressor alleen
met de aftakas op 540 rpm., met de trekker op een toerental van ongeveer 1800/2000 rpm., totdat het
water verwijderd is.
LET OP
De compressor mag maximaal 4 minuten continu werken. Er wordt afgeraden langer dan
deze tijd aan te houden daar dan de compressor oververhit kan raken en daardoor de
schoepen erin zouden kunnen beschadigen.
6.
Regel, tijdens de werking van de compressor, de smering met behulp van de doseerklep (pos.4 - foto
O): de olie die u door het glaasje van de klep ziet, moet in een klein straaltje blijven lopen. Wanneer het
water dat uit de achterste afvoer van de wagen komt, minder wordt, moet u, voor de trekker af te
zetten, de klep pos.7 foto O iets open zetten en tegelijkertijd de klep pos.8 foto O iets sluiten. Ga
hiermee door tot klep 8 helemaal dicht is en klep 7 helemaal open, zet dan de trekker af.
Deel 4: GEBRUIK VAN DE MACHINE
31/52