Aansluiting van de pomp:
De aansluitingen L1 L2 L3 van de pomp worden rechtstreeks verbonden met de magneetschakelaar. De
massakabel wordt op de overblijvende PE-klem aangesloten. Het bimetaalcontact dat de pomp na het
afkoelen weer vrijgeeft, wordt op klem 20/21 aangesloten. Het bimetaalcontact dat de pomp pas na het
indrukken van de Selecteer/terug knop vrijgeeft, wordt op klem 21/22 op de bovenste printplaat aangesloten.
(Als Temp. 1 niet wordt aangesloten, moet Thermische storing 1 via het menu worden uitgeschakeld.)
Wikkelingsveiligheidscontact
Besturingscontact
Begrenzer
Als Temp. 1 niet word gebruikt, moet de desbetreffende functie via het menu worden uitgeschakeld (zie punt
4.2).
Als Temp. 2 niet word gebruikt, moet een draadbrug worden gelegd tussen klem 21 en 22.
Bij pompen, waarbij het bimetaalcontact zo geschakeld is, dat deze direct de stroom van de pomp
onderbreekt, verschijnt de melding „onbelast", wanneer het bimetaalcontact uitgeschakeld is. De pomp kan na
reset weer in bedrijf genomen worden.
HX 15
2 0 2 1 2 2
T e m p .
1
Temp 1 / klem 20/21
Na het afkoelen wordt de pomp automatisch vrijgegeven.
Temp 2 / klem 21/22
De pomp wordt pas vrijgegeven naar het indrukken van de Selecteer/terug knop
Ver. 1.3
T e m p .
2
2
4
6
L 1 L 2 L 3
U1 U2 Z2
A ns ch lu ß
P um p e
Pomp aansluiting
13