Thermische storing 1, thermische storing 2
Bij pompen waarbij de temperatuurbewaking alleen uit een bimetaalcontact bestaat, kan de thermische storing
1 navenant via het menu worden uitgeschakeld. De thermische storing 2 kan niet via het menu worden
uitgeschakeld.
Storingsgeheugen
De laatste 4 storingen die zijn opgetreden, worden opgeslagen in het niet-vluchtig geheugen en kunnen via de
menuoptie „Laatste storing" worden opgeroepen. Laaste storing 1 is de laatst opgetreden storing.
Nadat de storing via het menu „Laatste storing" is opgeroepen, kan deze met de Selecteer/terug knop uit het
geheugen worden gewist.
Draaiveldstoring
De draaiveldcontrole bewaakt zowel fasevolgorde als fase-uitval. Bij fase-uitval wordt de pomp afgesloten,
klinkt er een alarm en verschijnt de melding „Draaiveldstoring" op het display. De draaiveldcontrole kan via het
menu worden in- en uitgeschakeld.
ATEX-modus
Voor pompen die worden toegepast in het Ex-bereik, moet de ATEX-modus worden geactiveerd via het menu.
De ATEX-modus voorkomt dat de pomp via de handmatige modus, geforceerd of via een Extern systeem
wordt ingeschakeld zolang het vloeistofniveau beneden het uitschakelpunt blijft. Als de pomp via de
naloopfunctie of de functie MAN wordt ingeschakeld terwijl het uitschakelpunt is overschreden, is afpompen
tot beneden het uitschakelpunt mogelijk. De handfunctie wordt na 2 minuten automatisch uitgeschakeld. Als
de ATEX-functie het inschakelen van de pomp verhindert, verschijnt in het display de Melding „ATEX: Niveau
beneden uitschakelpunt".
OPGELET!!
Servicemodus
In de levertoestand is de servicemodus geactiveerd. Dat betekent dat alle instellingen kunnen worden
gewijzigd. Als de servicemodus via het menu wordt uitgeschakeld, kunnen de instellingen alleen nog met een
digitale potentiometer worden opgevraagd. Wanneer de servicemodus is gedeactiveerd, kan uitsluitend de
taalinstelling worden gewijzigd.
Niveauregeling
OPGELET!!
Er kan worden aangegeven of de besturing via de interne niveausensor (tegendruk, luchtinjectie), een externe
4 - 20 mA niveausonde of vlotterschakelaar wordt geregeld. De ingang voor het hoogwateralarm (klem 16/17)
is altijd actief en kan worden gebruikt voor redundante controle. Zodra klem 16/17 wordt gesloten, wordt het
hoogwateralarm geactiveerd en wordt de pomp ingeschakeld. Bij gebruik van externe 4 - 20 mA niveausondes
en vlotterschakelaars die in het Ex-bereik zijn gemonteerd, moeten componenten met de juiste goedkeuringen
worden toegepast.
20 mA => Niveau
OPGELET!!
Met deze instelling worden de schakelpunten en de niveauweergave afgestemd op een aangesloten 4 - 20
mA niveausonde. De processor rekent het ingangssignaal zo om dat het juiste niveau wordt aangegeven. Als
via het instelmenu het meetbereik voor de 4 - 20 mA sonde wordt gewijzigd, moeten de schakelpunten
Opnieuw worden ingesteld, omdat in dat geval de bijbehorende systeemwaarden zijn gewijzigd. Daarom moet
u altijd eerst het meetbereik van de sonde en pas daarna de schakelpunten instellen. Voor toepassing in de
EX-zone moeten de desbetreffende voorschriften worden gevolgd. Dat betekent dat er een 4 - 20 mA sonde
met de juiste goedkeuring en een passende Ex-barrière moeten worden gebruikt. Als de schakelpunten buiten
het voor de niveausonde ingestelde bereik liggen, verschijnt de melding Schakelpunten controleren.
HX 15
(Moet in deze uitvoering uitgeschakeld zijn)
Ver. 1.3
10