12. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
De elektrische aansluitingen moeten door
een vakbekwaam technicus tot stand
worden gebracht. De bekabeling wordt in
de fabriek aan heel nauwkeurige controles
onderworpen: de inwendige aansluitingen
van het bedieningspaneel mogen in geen
geval gewijzigd worden.
Alle aansluitingen worden uitgevoerd op de daarvoor
bestemde klemmenstroken aan de achterkant van
het bedieningspaneel van de verwarmingsketel.
Draai de bevestigingsschroef
paneel los en draai dit naar voren
Draai de schroeven
beschermkap
.
De kabels worden op de achterplaat van het paneel
bevestigd met behulp van op de plaat gemonteerde
kabelklemmen.
BELANGRIJK: De maximum stroomsterkte per uitgang
is 2 A cos. ϕ = 0,7 (= 450 W oproepstroom minder dan
16 A).
De kabels van de voelers en de kabels van
de 230 V-kringen moeten gescheiden
blijven.
- Buiten de verwarmingsketel: gebruik 2 kabel-
leidingen met een tussenafstand van ten minste
10 cm.
van het bedienings-
.
los en verwijder de
De elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd
volgens de aanwijzingen op de bij het toestel
meegeleverde schakelschema's en volgens de richtlijnen
in de handleiding.
De elektrische aansluiting moet voldoen aan de geldende
normen. Het toestel moet aangesloten worden op een
elektriciteitsnet voorzien van een veelpolige netscheiding
met een contactopeningswijdte van ten minste 3 mm. De
aarding moet voldoen aan de norm NF C 15 100.
3
m4
2
1
1
8531N214
4
230V
Voelers
3