4.1 Montage
Afmetingen
4.2 Elektrische installatie
Aansluitplaat
4.3 Indienststelling
4.4 Instelling van de parameters door de installateur
Het niveau Service en Parameterinstellingen activeren
5. Parameters die de installateur kan instellen
5.1 Instelwaarde kamertemperatuur bij vorstbeveiliging (TRF)
4. Gebruik van het toestel door de installateur
De ruimteregelaar moet in de hoofdruimte gemonteerd worden. Het toestel zoda-
nig monteren dat de voeler de kamertemperatuur zonder enige storing kan opme-
ten, d.w.z. zonder beïnvloed te worden door zonnestraling of andere warmte of
koudebronnen.
De bedrading leggen in overeenstemming met de EN 60730 laagspanningsrichtlij-
nen. Het toestel mag op een ingebouwde aftakdoos of rechtstreeks op de muur
gemonteerd worden. Voor muurmontage, de openingen voor de kabeldoorvoer
boren. Eerst de sokkel monteren en bedraden. Vervolgens, het toestel op de sok-
kel plaatsen en vergrendelen.
De aansluitplaat op de ketelsturing aansluiten (zie technische informatie van de
condensatieketel). De draden van de DC 225 op het klemmenblok X2.7/X2.8 (ruim-
teregelaar) van de ketel aansluiten – opgepast voor de polariteit!
Het toestel slaat aan zodra hij onder spanning wordt gezet. Indien nodig kan de
installateur nu de basisinstellingen van de parameters in functie van de individue-
le vereisten aanpassen.
Advies voor de indienststelling: de thermostatische kranen van de radiatoren moe-
ten op het maximaal debiet worden ingesteld.
De DC 225 biedt een niveau Service en Parameterinstellingen met bijkomende
instelmogelijkheden. Dit niveau wordt maar actief via een speciale toetsencombi-
natie.
• De toetsen
en
het niveau te activeren.
• Vervolgens de verschillende regels voor gegevensinvoer met behulp van de pijlt-
jestoetsen selecteren en de waarden met behulp van de toetsen
zigen.
• Hoofstuk 5 "Parameters die de installateur kan instellen", beschrijft duidelijk de
verschillende parameters die de installateur kan instellen in de volgorde waarin
de regels op het display verschijnen.
• Hoofdstukken 6 en 7 bevatten meer gedetailleerde informatie over de vers-
chillende stuurtypes en over de verschillende functies.
• De installatie zal op deze temperatuur verwarmen wanneer ze in Stand-by modus
staat (b.v. in vakantiemodus) en zodoende instaan voor de functie vorstbeveili-
ging die ervoor zorgt dat de kamertemperatuur niet te sterk kan dalen.
Instelbereik
0,5
gedurende minstens 5 seconden gelijktijdig indrukken om
Eenheid
°C
en
Standaard instelling
10
wij-
9