7. Functies
7.1 Algemene functies
Het tijdstip van aan- en afslaan optimaliseren
Het tijdstip van optimisatie bij het aanslaan
Het tijdstip van optimisatie bij het afslaan
Snelle verlaging in geval van sturing in functie van de buitentemperatuur met invloed van de kamertem-
peratuur
Vorstbeveiliging van het gebouw
Vorstbeveiliging van de installatie
18
De verwarmingskring kan volgens de wensen en de behoeften van de gebruiker
ingesteld worden. Optimalisatiefuncties staan borg voor energiebesparing zonder het
comfort aan te tasten. Hiertoe moet de ruimteregelaar in het referentielokaal geïns-
talleerd worden.
Opmerking : om een optimale warmtetoevoer vanuit de verwarmingskring te garan-
deren, moet de karakteristieke stookcurve correct zijn ingesteld. De curve kan auto-
matisch worden aangepast met behulp van een ruimtevoeler.
Met het type sturing in functie van de kamertemperatuur alleen wordt de aanpassing
automatisch uitgevoerd.
Deze functie maakt een energiebesparing mogelijk zonder het comfort aan te tasten.
• Het tijdstip waarop de verwarming aanslaat wordt zodanig gekozen dat, bij het begin
van het gebruiksuur dat in het verwarmingsprogramma is gedefinieerd, de geselec-
teerde kamertemperatuur praktisch bereikt is.
• Bij toepassing van deze functie zal de verwarming slechts vroeger aanslaan als de
kamertemperatuur nog niet bereikt is.
• Het vervroegd tijdstip waarop de verwarming aanslaat, wordt berekend uitgaande van:
- de afwijking instelwaarde/werkelijke waarde van de kamertemperatuur
- de gradiënt van de vervroeging van het tijdstip waarop de verwarming aanslaat
De gradiënt duidt de tijd aan die nodig is om de kamertemperatuur met 1K te verho-
gen bij heropwarming. Indien de functie "tijdstip waarop de verwarming aanslaat opti-
maliseren" actief is, wordt de gradiënt gecontroleerd na elke vervroeging van het
tijdstip waarop de verwarming aanslaat en indien nodig gecorrigeerd.
• Deze functie selecteert het laatste tijdstip waarop de verwarming uitging zodanig dat,
bij het einde van de gebruiksperiode die in het programma is gedefinieerd, de tem-
peratuur gedaald is met maximum 0,5K.
• De functie "tijdstip van afslaan vervroegen" is niet actief indien de huidige kamer-
temperatuur reeds onder de instelwaarde is gedaald.
• Bij het laatste tijdstip van afslaan van de dag, wordt de huidige kamertemperatuur
gecontroleerd en wordt de functie "tijdstip van afschakelen vervroegen" indien nodig
gewijzigd.
Opmerking : deze functies mogen niet actief zijn indien de ruimteregelaar als
afstandsbediening gebruikt wordt.
• Deze functie schakelt de pomp van de verwarmingskring uit bij de omschakeling op een
lagere instelwaarde van de kamertemperatuur. Deze functie vereist een ruimtevoeler.
• De snelle verlaging wordt ingeschakeld wanneer de instelwaarde van de kamertem-
peratuur bruusk verlaagd wordt. De pomp van de verwarmingskring wordt stilgelegd.
• De snelle verlaging wordt uitgeschakeld wanneer de verlaagde instelwaarde van de
kamertemperatuur bereikt is.
Opmerking : de vorstbeveiliging van de installatie is altijd prioritair.
• De functie vorstbeveiliging van het gebouw dient in de eerste plaats om een te ster-
ke daling van de kamertemperatuur in de werkingsmodus te vermijden.
• Hiertoe verwarmt het systeem op de vorstvrij ingestelde kamertemperatuur (TRF).
• De kamertemperatuur, of Tkakt, dient als stuurgrootheid in het geval van een sturing
in functie van de buitentemperatuur alleen.
• De functie vorstbeveiliging is actief in alle werkingsmodi. Deze functie heeft voorrang
op alle andere.
Opgelet ! de functie vorstbeveiliging kan alleen gegarandeerd worden met een perfect
werkende verwarmingsinstallatie.
De functie vorstbeveiliging van de installatie dient, in het geval van een sturing in
functie van de buitentemperatuur, hoofdzakelijk in modus
van de kamertemperatuur te vermijden.
om een te sterke daling