5. Parameters die de installateur kan instellen
5.2 Temperatuur zomer/winter-omschakeling (TSW)
5.3 Instelling regelaar met afzonderlijke invloed van de ruimtetemperatuur
5.4 Invloed van de ruimtetemperatuur op de regulatie (KORR)
5.5 Maximale begrenzing van de vertrektemperatuur (TVmax)
5.6 Begrenzing van de keteltemperatuurgradient (TVgrad)
5.7 Automatische aanpassing van de stookcurve
5.8 Optimisatie bij het aanslaan
5.9 Opwarmgradiënt
10
• Met deze parameter kan de temperatuur van de automatische zomer/winter-oms-
chakeling ingesteld worden.
Instelbereik
0,5
• Deze parameter laat toe de invloed van de kamertemperatuur te negeren, en dus
alle optimalisaties en de aanpassing uit te schakelen. Indien het toestel geen gel-
dige buitentemperatuur ontvangt, zal de regelaar overschakelen op de regeling
"Sturing in functie van de kamertemperatuur".
0 = met invloed van de kamertemperatuur
• Indien de ruimteregelaar enkel dienst doet als afstandsbediening (niet in het refe-
rentielokaal gemonteerd en zonder buitenvoeler), deze waarde op 0 (nul) instel-
len. Voor een sturing in functie van de kamertemperatuur verdient een grote
waarde (10 tot 15) aanbeveling, voor een sturing in functie van de buitentempe-
ratuur met invloed van de kamertemperatuur, een waarde ongeveer gelijk aan 4.
Indien de afwijking van de kamertemperatuur ten opzichte van de instelwaarde
de hele dag door te groot is, moet u de invloed verhogen. Indien de kamertem-
peratuur rond de instelwaarde schommelt (oscillatie van de regeling), moet u de
invloed verminderen.
Opmerking: indien KORR op 0 staat, wordt de aanpassing van de stookcurve uit-
geschakeld. In dit geval heeft de parameter 57 geen enkel effect.
Instelbereik
1 = 0,5
• De vertrektemperatuur water wordt begrensd op de maximaal ingestelde waarde.
Instelbereik
1
• De verhoging van de doorgestuurde instelwaarde van de vertrektemperatuur
water wordt begrensd op de ingestelde waarde.
Instelbereik
0,5
• Wanneer de functie automatische aanpassing is ingeschakeld, kan de aan de
ketelregelaar doorgestuurde instelwaarde op de werkelijke verwarmingsbehoef-
ten worden afgesteld. De aanpassing werkt met de sturing in functie van de bui-
tentemperatuur met invloed van de kamertemperatuur (helling + offset) alsook
met de sturing in functie van de kamertemperatuur (offset)
0 = zonder automatische aanpassing van de stookcurve
1 = met automatische aanpassing
• Als de functie "tijdstip van aanslaan optimaliseren" actief is, zal de regelaar zelf
de opwarmgradiënt wijzigen tot hij het optimaal tijdstip van aanslaan vindt.
0 = niet actief
1 = actief
• De ruimteregelaar selecteert het tijdstip van aanslaan zodanig dat de instelwaar-
de quasi bereikt is bij het begin van de gebruiksperiode.
Hoe groter de afkoeling 's nachts, hoe vroeger de verwarming zal aanslaan.
Eenheid
°C
Eenheid
-
Eenheid
°C
Eenheid
K/min
Standaard instelling
18
1 = zonder invloed
Standaard instelling
4
Standaard instelling
80
Standaard instelling
7,5