Hoofdletters en kleine letters worden aangegeven door
schakelen tussen hoofdletters en kleine letters door op # te drukken. U kunt naar
de nummermodus, aangegeven door
houden en Nummermodus te selecteren. U kunt overschakelen naar de
nummermodus door # ingedrukt te houden.
Als u de taal voor het invoeren van tekst wilt instellen, selecteert u Opties >
Schrijftaal.
■ Normale tekstinvoer
Druk herhaaldelijk op een cijfertoets (1 t/m 9) totdat het gewenste teken wordt
weergegeven. De beschikbare lettertekens zijn afhankelijk van de geselecteerde
schrijftaal. U voert een spatie in door op 0 te drukken. De meest gebruikte
interpunctietekens en speciale lettertekens worden weergegeven als u op 1 drukt.
■ Tekstinvoer met woordenboek
Tekstinvoer met woordenboek is gebaseerd op een ingebouwd woordenboek waar
u zelf woorden aan toe kunt voegen.
1. U begint met het invoeren van een woord door de cijfertoetsen 2 t/m 9 te
gebruiken. Op het scherm wordt * weergegeven, of de letter als de afzonderlijke
letter een woordbetekenis heeft. De ingevoerde letters worden onderstreept.
2. Wanneer u het gewenste woord hebt ingevoerd, bevestigt u de invoer door op
0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet correct is, druk dan herhaaldelijk op * en selecteer het woord
uit de lijst.
Als er een vraagteken (?) achter het woord wordt weergegeven, bevindt het
woord dat u wilt invoeren zich niet in het woordenboek. Als u het woord aan
het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen. Voer het woord in door
normale tekstinvoer te gebruiken en selecteer Opslaan.
Als u een samengesteld woord wilt invoeren, voert u het eerste gedeelte van
het woord in en bevestigt u dit door naar rechts te bladeren. Voer het laatste
gedeelte van het woord in en bevestig het woord.
3. U begint met het invoeren van het volgende woord.
24
, overschakelen door # ingedrukt te
,
en
. U kunt
T e k s t i n v o e r e n