NL
BE
4. Leg de zaagketting (6) in de zwaards-
leuf. Houd het zwaard (7) voor de
montage in een hoek van ca. 45
graden naar boven gezwenkt om de
zaagketting gemakkelijker van het
kettingrondsel (20) te kunnen brengen.
Het is normaal als de zaagketting door-
hangt.
5. Plaats het zwaard (7) en de ketting (6)
op de railpin (19). Als de pen (19a)
rechts van de railbout (19) in de lang-
gatuitsparing van het zwaard zit, zit
het zwaard goed. Het is normaal dat
de ketting (6) doorhangt.
6. Plaats de kettingwielkap (13). Daarbij
moet het kettingspanbalkje (21) aan de
binnenkant van de kettingwielafdekking
(13) in de houder voor het kettingspan-
balkje (22) worden gestoken.
7. Span de ketting (6) voor, door de
schroef voor ketting-snelspansysteem
(12) rechtsom te draaien.
8. Draai de bevestigingsschroef (11) vast.
Opgepast! De zaag kan olie verlie-
zen.
Let u alstublieft erop dat de zaag na ge-
bruik kan naoliën of leeglopen, vooral als
ze zijdelings of op kop wordt gelegerd. Dit
is normaal en wordt door de noodzakelij-
ke verluchtingsopeningen in de bovenste
tankrand veroorzaakt en is geen reden tot
klacht. Aangezien elke zag in de productie
gekontrolleerd en met olie getest wordt,
kan het zijn dat ondanks lediging een klein
beetje olie in de tank gebleven is, welke
tijdens het transport de behuizing licht met
olie bevuild. Maak de behuizing met een
vod schoon.
70
Looprichting van de
zaagketting
Vooraleer u de ketting vervangt, moet de
gleuf van de geleidingsrail worden schoon-
gemaakt omdat bij aanwezige vuilafzettin-
gen de ketting uit de rail kan springen. Het
vuil kan ook de kettingolie opzuigen. Het
gevolg zou zijn dat de kettingolie niet of
slechts in geringe mate aan de onderkant
van de rail komt en de smering dus gere-
duceerd wordt.
Ketting aanspannen
Het regelmatig aanspannen van de ketting
dient voor de veiligheid van de gebruiker
en vermindert of verhindert slijtage en
kettingschade. We raden de gebruiker
aan voor het aanvatten van het werk en
met intervallen van ca. 10 minuten de
kettingspanning te controleren en indien
nodig te corrigeren.
Tijdens werken met de zaag wordt de
ketting warm en zet daardoor een beetje
uit. Met dit "langer worden" moet in het
bijzonder bij nieuwe kettingen rekening
worden gehouden.
De ketting niet aanspannen of ver-
vangen als deze nog heet is, omdat
ze na het afkoelen opnieuw een
beetje inkrimpt. Bij niet-naleving
kan dit leiden tot schade aan de
geleidingsrail of de motor, omdat
de ketting dan te strak rond het
zwaard ligt. Kettingspanning en
-smering beïnvloeden aanzienlijk de
levensduur van de ketting.
De ketting is juist aangespand als ze aan
de onderkant van het zwaard niet door-
hangt en men met de hand de ketting er
volledig kan omheen trekken. Bij het trek-
ken aan de zaagketting met een trekkracht
van 9 N (ca. 1 kg) mag de afstand tussen
de zaagketting en de geleidingsrail niet
meer dan 2 mm bedragen.