Snelstartgids
transmitter niet daalt tot onder 9 V d.c. Onder normale
bedrijfsomstandigheden wordt een voedingsspanning van ten minste 12
V d.c. aanbevolen. Gebruik van afgeschermde kabel van type A met
getwiste draadparen wordt aanbevolen.
•
De voedingsspanning kan variëren, met name onder abnormale
omstandigheden, zoals bij gebruik van accuvoeding.
Procedure
1. Sluit voor voeding van de transmitter de voedingsdraden aan op de
aansluitklemmen die op het label op het klemmenblok staan
aangegeven.
Opmerking
De voedingsaansluitklemmen op de Rosemount 3051 zijn
polariteitsongevoelig, wat inhoudt dat bij het aansluiten op de
voedingsaansluitklemmen de elektrische polariteit van de
voedingsdraden er niet toe doet. Als er polariteitsgevoelige
instrumenten op het segment worden aangesloten, moet de
polariteit van de aansluitklemmen worden aangehouden. Bij
bedrading op schroefaansluitklemmen wordt gebruik van
kabelschoenen aanbevolen.
2. Zorg dat er goed contact is tussen de schroef van het
aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe
bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te
zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de
aansluitklemmenblokschroef aandraait. Verdere voeding is niet
nodig.
Opmerking
Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de
aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken.
3. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de mantel
van de instrumentkabel:
4. Als transiëntenbeveiliging vereist is, raadpleegt u de paragraaf
Bedrading signaalaarding
5. Sluit ongebruikte doorvoerbuisopeningen en dicht ze af.
8
a) kort wordt afgeknipt en wordt geïsoleerd zodat deze niet
tegen de transmitterbehuizing aankomt;
b) wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel
door een aansluitkast wordt geleid;
c) aan de voedingszijde worden verbonden met een goed
aardpunt.
voor aanwijzingen over aarding.
Februari 2020
Emerson.com/Rosemount