Met de Instelling actief configureert men de verlichtingswaarden (Lux) die te verwachten zijn bij aanwezigheid en afwezigheid, en
met de Instelling uitgeschakeld configureert men de dimwaarden (%) bij aanwezigheid en afwezigheid.
Zwel het insteltype als de nodige instellingen kunnen rechtstreekd op het apparaat en door de ETS uitgevoerd worden.
3.2.1.1 Verlichtingsinstelling actief
Na een aanwezigheidsdetectie is de instelling actief in automatische modus. Het object Dimuitgang % en de DALI / DSI uitgang
worden gedurende de vertraging zo bediend zodat de verlichtingswaarde (Lux), vastgelegd in ETS of ingsteld op het apparaat,
bereikt wordt. De gewenste verlichtingswaarde bij aanwezigheid (AAN) wordt voorgeschreven door de ETS parameter
Instelwaarde voor ON. Aan het einde van de vertraging wordt Waarde OFF als standaardwaarde beschouwd voor de
verlichtingsinstelling.
De Instelwaarde voor ON kan gewijzigd worden met een KNX drukknop (Dimobject) of met een EEK002 / EE808 infrarood
afstandsbediening. Men kan bepalen of deze wijziging permanent is of als ze tijdelijk is (terugkeren naar de vastgelegde waarde
in ETS bij de volgende afwezigheidsdetectie) met behulp van de parameter Wijziging van de waarde ON.
Het object ON / OFF moet de detector activeren wanneer hij toelating heeft. Bij ontvangst van een commando ON (1), stelt de
detector in op basis van de Regelwaard voor ON (Aanwezigheid) en de vertraging start; bij ontvangst van een commando OFF
(1) gebruikt men Regelwaarde voor OFF. Bij ontvangt van een commando OFF (0), gebruikt men Regelwaarde voor OFF. Het
commando wordt genegeerd indien Prioriteit actief is (instelwaarde, prioriteit) of wanneer Autorisatie = OFF.
Als de detector geactiveerd is (Autorisatie = ON), dient het object Afstandsbediening voor de omschakeling van de detector
(voor meer details over deze functie, cf. § Werking van de derogatie); de uitgang gaat over naar Dimwaarde = ON als het licht
gedoofd is en gaat over naar Dimwaarde = OFF (0) als het licht al geactiveerd is.
Als de detector uitgeschakeld is (Autorisatie = OFF), gebruikt men de afstandsbediening om de uitgangsstatus te wijzigen. Bij het
overgaan naar ON, gaat de uitgang voor de vertraging over naar 100%.
Men activeert en desactiveert de detector met het object Autorisatie. Als de detector uitgeschakeld is, kan deze gebruikt worden
als timer met een KNX drukknop.
Met het object Scenenummer, kan een opgeslagen verlichtingswaarde in de parameters geactiveerd worden voor de instelling
(bv. Oproep scene voor een instelwaarde 200 lux). Met deze waarde zal vervolgens rekening gehouden worden als nieuwe
waarde voor de Aanwezigheid. Het commando zal genegeerd worden als een prioriteit actief is (Waarde prioriteit) of als
Autorisatie = OFF.
Men zal de Waarde prioriteit gebruiken, ingesteld in de ETS parameters (bv. Waarde prioriteit 1000 lux) als de prioriteit op het
object Prioriteit met ON geactiveerd is. Wanneer de prioriteit actief is, kan geen enkele andere aanwezigheidsdetectie
uitgevoerd worden.
Het object Status ON / OFF communiceert aan de detector de status van de wijziging van de gecontroleerde verlichtingscircuits
via de bus. Wanneer de wijzigingsstatus overgaat naar OFF, schakelt de detector de aanwezigheidsdectectie kort uit (minder dan
1 sec). Zo vermijdt men foutieve detecties die bij het doven van het licht voorkomen.
➜
Parameterscherm
Scherm 4
TCC521E
15
6T 8081-06a