1. Presentatie 1.1 Beschrijving van de functies De toepassingssoftware maakt het mogelijk de aanwezigheidsdetector te configureren. De TCC510S is een aanwezigheidsdetector die de kleinste beweging detecteert (bijv. die van een persoon die aan een bureau werkt). De detectie wordt uitgevoerd via een pyro-elektrische sensor onder de detectielens. De aanwezigheidssensor meet voortdurend de belichting in een ruimte en vergelijkt deze op vlak van ingesteld belichtingsniveau.
■ Master / Slave Link Deze functie breidt de detectiezone van de aanwezigheidsmelder uit door er meerdere overige melders aan toe te voegen. Hiervoor zijn twee verschillende relaties mogelijk: - Master De detector werkt in zijn eigen detectiezone in functie van de belichting en de aanwezigheid, - Slave De detector werkt in zijn eigen detectiezone in functie van de aanwezigheid en brengt de aanwezigheidsinformatie over naar een master.
2. Configuratie en Algemene parameters 2.1 Meest voorkomende instellingen 2.1.1 Objectenlijst Benaming Naam Functie van het object Lengte Verlicht kanaal Besturing op afstand* 1 bit Master melder Verlicht kanaal Detectie door Slave melder* 1 bit Slave melder Slave ingang 1 Slave uitgang** 1 bit * De objecten Afstandsbediening en Slave detectie zijn beschikbaar wanneer de aanwezigheidsdetector als master detector...
2.2 Opties IR afstandsbediening De functionele parameters gekoppeld aan de toepassingsdetector kunnen bepaald worden met de ETS parameters of met behulp van de afstandsbediening van de installateur. De instelling van de parameters door de afstandsbediening kan in- of uitgeschakeld worden. Wanneer de instelling van de paramters geactiveerd wordt door de afstandsbediening, kanmen bepalen of de instellingen al dan niet door ETS overschreven worden.
3. Configuratie en instelling van het verlicht kanaal 3.1 Objectenlijst Benaming Naam Functie van het object Lengte AAN / UIT, Timer, Prioriteit, Helderheidswaarde, Verlicht kanaal Info AAN / UIT 1 bit Verlichtingsniveau (Aanwezig / Afwezig) AAN / UIT Verlicht kanaal AAN / UIT 1 bit Timer...
3.2.1 Waarde van de helderheidsdrempel De instelling van de waarde van de helderheidsdrempel maakt het mogelijk de omgevingsbelichting te bepalen (duisterheid) van waaruit bewegingsherkenning door de aanwezigheidsdetector geanalyseerd wordt als een aanwezigheid, een buscommando wordt verstuurd en de uitgang van de lokale relais wordt bediend. De waarde van de helderheidsdrempel kan ingesteld worden via de ETS, een roterende potentiometer ter hoogte van de detector of via de afstandsbediening van de installateur.
Pagina 9
■ Automatisch In deze modus wordt de belichting bediend in functie van aanwezigheid en omgevingsbelichting. Als een aanwezigheid gedetecteerd wordt en wanneer de omgevingsbelichting lager is dan de gekozen drempelwaarde, wordt de aanwezigheidsdetector ingesteld op Aanwezigheid (verlichting gaat aan). Wanneer aanwezigheid gedetecteerd wordt en de vertraging (parameter Verlichtingskanaal, Vertraging) is niet verstreken, blijft de verlichting branden.
3.2.4 Gebruik lichtsensor De aanwezigheidsdetector kan de omgevingsbelichting op twee verschillende manieren bedienen. De Instelling Cel actief dient voornamelijk voor de toepassingen van de aanwezigheidsdetector (kantoren). Binnen deze projecten wordt het helderheidsniveau op constante wijze gemeten: de helderheidsdrempel definieert de voorwaarde voor het inschakelen van de verlichting, terwijl het helderheidsniveau om uit te schakelen(filtering van natuurlijk kunstmatig licht) via berekeningen gedefinieerd wordt.
Pagina 11
Benaming Beschrijving Waarde Deze parameter definieert het commando dat UIT, AAN, UIT / AAN, naar de bus verzonden moet worden tijdens een Functie Aanwezigheid / AAN / UIT detectie van aanwezigheid of afwezigheid. Afwezigheid Het commando voor afwezigheid wordt aan het Standaardwaarde: AAN / UIT einde van de vertraging verstuurd.
Pagina 12
■ Werkmodus prioriteit Met de functie Prioriteit kunnen commando's voor prioriteit of annulering van prioriteit worden verzonden. De actie van de prioriteit hangt af van het type gestuurde applicatie: verlichting, rolluiken / jaloezieën, verwarming, enz.. De functie Prioriteit verzendt een object Prioriteit. ➜...
Pagina 13
■ Functies Helderheidswaarde en Helderheidswaarde Aanwezigheid / Afwezigheid De functie Helderheidswaarde aanwezigheid definieert een uitgang dimmen op een vooraf ingestelde waarde (%) in geval van aanwezigheidsdetectie. De functie Helderheidswaarde Aanwezigheid / Afwezigheid definieert een uitgang dimmen op een waarde in geval van aanwezigheidsdetectie en een andere waarde in geval van afwezigheid.
Pagina 14
3.2.5.1 Functies Scene en Scene aanwezigheid / afwezigheid De functie Scene maakt het mogelijk een scene op te roepen bij aanwezigheid (bv. verschillende verlichtingscycli AAN, andere variaties, verwarming AAN). De functie Scene aanwezig / afwezig maakt het mogelijk een scene op te roepen bij aanwezigheid en een andere scene op te roepen bij afwezigheid.
3.2.6 Status na herstel busspanning De status van de ingang na de opstart kan bepaald worden via een parameter, de status van de opstart kan bepaald worden op ON of op OFF na de retour van de bus. Dit gedrag kan vastgelegd worden via de ETS parameters of met de afstandsbediening van de installateur.
3.2.7 Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning De parameter Uitsturen bij opstart bepaalt of de aanwezigheidsmelder de actuele status stuurt (volgens de bepaalde functie Aan / Uit, het scenenummer of de belichting) via het Regelkanaal na de retour sector of niet. Het versturen van de status kan, bijvoorbeeld, nuttig zijn tijdens de synchronisatie van een visualisatie.
4. Fysieke adressering De melder kan overgaan op de KNX adresseringsmodus via de lokale potentiometers of met behulp van de afstandsbediening. Plaats de potentiometer 2 op "Adr" of gebruik Besturing op afstand (lang drukken > 5 s op de toets SET), het rode LED-lampje achter de lens licht op om de adresseringsmodus aan te geven.