8.1.3. BEDIENEN VAN HOME AUTOMATION MODULES
Inschakelen van modules:
1.
Bel naar de centrale met een druktoetstelefoon of GSM
2.
De centrale beantwoordt uw oproep met 3 korte pieptoontjes
3.
Na deze pieptoontjes geeft u via het toetsenbord van uw telefoon uw toegangscode in (standaard [0000] zie ook 5.8)
4.
De centrale beantwoordt een juist ingegeven toegangscode met 3 korte pieptoontjes (wanneer een foutieve code wordt ingegeven hoort u een
lange toon).
5.
U kunt nu een module inschakelen door het ingeven van de Unit Code (b.v. 12) gevolgd door een *. U hoort 3 bevestigingstoontjes.
U kunt een module uitschakelen door het ingeven van de Unit Code (b.v. 12) gevolgd door een #. U hoort 2 bevestigingstoontjes.
9.1. INSCHAKELEN VAN 'SENSOR FOUT' MELDING
U kunt kiezen of een fout in één van de sensoren (b.v. batterijen leeg) gemeld moet worden via de telefoon. Voor deze melding wordt een vast
geprogrammeerde telefonische melding gebruikt (dit is dezelfde telefonische boodschap als gebruikt wordt bij Stoordetectie (zie 5.7)). Het betreft hier
enkel een telefonische melding van een fout en dus geen alarm. Standaard is deze functie uitgeschakeld. De melding wordt doorgegeven op dezelfde
telefoonnummers als geprogrammeerd zijn voor de alarmmelding (zie ook 5.4).
1. Zet de modusschakelaar in INSTALL:
2. Voer uw 4-cijferige toegangscode in
(fabrieksinstelling [0000] zie ook 5.8):
3. Druk op toets 2:
4. Druk op toets ENTER:
5. U heeft de keuze uit de volgende 2 opties:
Druk op toets "0" voor inschakelen van de melding
Druk op toets "1" voor uitschakelen van de melding
6. Zet de modusschakelaar terug in de stand RUN1 of RUN2:
Alle indicatoren van bezette zones branden
Tijdens elke toetsdruk een bevestigingstoon
1x korte bevestigingstoon
1x korte bevestigingstoon
Korte dubbele bevestigingstoon bij intoetsen van uw keuze
Indicatoren van de zones gaan uit