ì
Kies de toepassing in de lijst Vooraf gedefinieerde toepassingen.
ì
Schakel het selectievakje in de kolom Ingeschakeld uit.
ì
Klik op de knop Toevoegen. De gegevens voor de gewenste service worden op de
pagina ingevuld.
ì
Klik op de knop Verwijderen om een item te verwijderen.
Als de door u gewenste toepassing niet in de lijst staat, dient u de gegevens handmatig
in te voeren op de pagina:
ì
Selecteer in de lijst Protocol het protocol van de service die u ter beschikking stelt.
ì
Voer onder Openbare poort het poortnummer of poortnummers in van de service
die u ter beschikking stelt.
U kunt
– een enkel poortnummer,
– meerdere poortnummers, gescheiden door een komma,
– poortblokken bestaande uit twee poortnummers, gescheiden door een schei-
dingsteken of
– een willekeurige combinatie van deze gegevens
gebruiken, bijvoorbeeld 80,90-140,180.
ì
Voer in het veld Lokale poort het interne poortnummer in, waarnaar de verzoeken
doorgeleid moeten worden.
U kunt u alleen een poortnummer invoeren.
ì
Voer in het veld Lokaal IP-adres het IP-adres van de PC in die de service ter beschik-
king stelt.
Voorbeeld: de webserver is zodanig geconfigureerd, dat hij verzoeken accepteert op
poort 8080. De verzoeken van webpagina's komen echter binnen via poort 80 (stan-
daardwaarde). Als u de PC in de Port Forwarding-tabel opneemt en poort 80 als
openbare poort en poort 8080 als interne poort definieert, worden alle verzoeken
van het internet naar de service met poortnummer 80 doorgegeven aan de webser-
ver van de PC, die u heeft gedefinieerd met poort 8080.
ì
Opmerking: voer een omschrijving in waaraan de verschillende vermeldingen te
herkennen zijn.
ì
Schakel het selectievakje in de kolom Ingeschakeld uit.
ì
Klik op de knop Toevoegen om een nieuw item te maken.
ì
Klik op de knop Verwijderen om een item te verwijderen.
ì
Klik op OK om de instellingen op te slaan.
Geavanceerde instellingen configureren
77