ì
Kies de Sleutellengte: 64 bits of 128 bits.
ì
Kies de Invoertype, d.w.z. of de sleutel handmatig ingevoerd moet worden of dat
hij automatisch met behulp van een Passphrase (wachtwoordzin) moet worden
gegenereerd.
Sleutel handmatig invoeren
ì
Kies het Sleuteltype, Hex of ASCII.
Als u als sleuteltype Hex kiest, kunt u de tekens 0 tot en met 9 en A tot en met F
gebruiken.
– Bij een versleutelingsniveau van 64 bits heeft de sleutel een lengte van 10 tekens.
– Bij een versleutelingsniveau van 128 bits heeft de sleutel een lengte van 26
tekens.
Als u als sleuteltype ASCII kiest, kunt u de tekens 0 tot en met 9, A tot en met Z en
a tot en met z en de speciale tekens van de ASCII-tekenset gebruiken.
– Bij een versleutelingsniveau van 64 bits heeft de sleutel een lengte van 5 tekens.
– Bij een versleutelingniveau van 128 bits heeft de sleutel een lengte van precies
13 tekens.
ì
Bevestig de sleutel door hem in het veld Bevestig sleutel nog een keer in te voeren.
Veiligheidsinstellingen
55