Hoofdstuk 5
3. Klik op Aanpassen aan papierformaat en selecteer het papierformaat in de
vervolgkeuzelijst.
Dit is het formaat van het papier waarop u afdrukt, niet het formaat waarvoor het
document is opgemaakt.
4. Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op OK.
Geavanceerde kleurinstellingen gebruiken
U kunt in het dialoogvenster Meer kleuropties opgeven hoe de kleuren op de afdruk
moeten worden weergegeven.
Als u deze instellingen aanpast, zien de kleuren op de afdruk er anders uit dan de kleuren
op het beeldscherm van de computer. De oorspronkelijke foto blijft ongewijzigd als u van
deze afdrukinstellingen gebruikmaakt. De instellingen zijn alleen van invloed op de afdruk
van de foto.
Voer de volgende stappen uit om geavanceerde kleurinstellingen op te geven:
Geavanceerde kleurinstellingen opgeven
1. Open het dialoogvenster Printeigenschappen. Zie
voor printer" op pagina 41
2. Klik op het tabblad Kleur en vervolgens op de knop Meer kleuropties.
Het dialoogvenster Meer kleuropties verschijnt.
3. U kunt de volgende instellingen aanpassen:
•
Stel de Helderheid, Verzadiging en Kleurtoon in voor het afdrukken van de
kleuren.
•
Pas de geleiders Cyaan, Magenta, Geel en Zwart aan om het niveau van elke
kleur die bij het afdrukken wordt gebruikt, te specificeren.
Opmerking
weergegeven in het voorbeeldvenster.
4. Klik op OK wanneer u de kleurinstellingen hebt opgegeven.
5. Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op OK.
Gebruik de helpfunctie 'Wat is dit? voor meer informatie over de functies in het
dialoogvenster Printeigenschappen. Zie
informatie.
Afdruksnelkoppelingen maken
Naast de afdruksnelkoppelingen die beschikbaar zijn in de lijst Afdruksnelkoppelingen in
de printdriver, kunt u uw eigen afdruksnelkoppelingen creëren om tijd te besparen en om
samenhang tussen afdruktaken te verzekeren.
Als u bijvoorbeeld vaak op transparanten afdrukt, kunt u een snelkoppeling maken door
de snelkoppeling Presentatie afdrukken te selecteren, de papiersoort te wijzigen in
HP Premium Inkjet Transparanten en de gewijzigde snelkoppeling onder een andere
naam op te slaan; bijvoorbeeld Presentaties op transparanten. Wanneer u de
snelkoppeling hebt gemaakt, hoeft u deze alleen maar te selecteren wanneer u op
transparanten wilt afdrukken, in plaats van telkens de afdrukinstellingen te moeten
wijzigen.
48
Afdrukken vanaf een computer
voor meer informatie.
Als u de kleurinstellingen aanpast, worden de wijzigingen
"Helpfunctie Wat is dit?" op pagina 42
"Dialoogvenster Eigenschappen
voor meer