OPMERKINGEN
1. Sluit de units met uitsluitend koeling aan op de aansluitingen F1 en F2 (buitenunit-zijde) van de laatste BS-unit.
2. Dit bekabelingsvoorbeeld is van toepassing wanneer de takken C en D worden verbonden en deze op
de binnenunits worden aangesloten.
Het aansluitingenblok waarop de besturingskabels zijn aangesloten kan met binnenunit C of binnenunit
D worden verbonden.
De DIP-schakelaars moeten wel juist worden ingesteld.
Zie "9. INITIËLE INSTELLING" voor verder informatie over het instellen van de DIP-schakelaars.
3. Het maximale aantal binnenunits dat per tak kan worden aangesloten is 5 sets.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Gebruik een kabel met 2 kerndraden voor de besturingskabels.
Gebruik van een kabel met 3 of meer kerndraden wanneer 2 of meer binnenunits tegelijk worden
gebruikt, kan resulteren in een abnormale werking met een foutmelding.
• Wanneer afgeschermde kabel wordt gebruikt, moet een kant van de afgeschermde kabel worden
geaard.
De totale kabellengte is 1500 m wanneer afgeschermde kabel wordt gebruikt.
• Gebruik een ring-type aansluitoog met isolatiehuls voor het aansluiten van
kabels op het voedingsaansluitingenblok. (Zie Afb. 11.)
• Gebruik niet met een voedingsaansluitingenblok en aardaansluiting die met
kabels voor een ander circuit zijn verbonden.
• Gevlochten kerndraden mogen niet voorgesoldeerd worden.
• Sluit de kabels stevig aan zodat de aansluitingen niet staan blootgesteld aan
externe kracht.
• Gebruik een geschikte schroevendraaier voor het vastdraaien van de aanslui-
tingsschroeven.
Bij gebruik van een te kleine schroevendraaier kan de schroefkop worden beschadigd waardoor de
schroef niet goed kan worden vastgedraaid.
• Te strak vastdraaien van de aansluitingsschroef kan resulteren in beschadiging van de schroef.
Zie de tabel voor het aandraaimoment van de aansluitingsschroeven.
Maat van aansluitingsschroef
M3,5
(aansluitingenblok van besturingskabels)
M4
(voedingsaansluitingenblok)
M4
(aardaansluiting)
• Sluit nooit de voedingskabel aan op het aansluitingenblok van de besturingskabels.
Indien dit wel wordt gedaan, kan het gehele systeem worden beschadigd.
• De besturingskabels kunnen niet worden afgetakt na de eerste aftakking.
(Zie Afb. 12.)
18
Aandraaimoment (N·m)
0,88 ± 0,08
1,31 ± 0,13
1,69 ± 0,17
Aftakking
Aftakking na de eerste aftakking
F1 F2
F1 F2
F1 F2
F1 F2
F1 F2
Afb. 12
Isolatie-
Elektrische
huls
kabel
Ring-type aan-
sluitoog
Afb. 11
Nederlands