11. Aansluiting van de verwarmingsketel
11.5Aansluitingen van de schoorsteenaccessoires
- De horizontale delen aan de rookgaskant zullen uitgevoerd
worden met een helling van 3 % in de richting van de ketel. De
doorsnede van de ventilatieopening voor de aansluitingen van het
type B
(d.w.z. aanzuiging van de verbrandingslucht in de ruimte)
23
moet voldoen aan de norm DTU 61.1.
- De toestellen van type C kunnen uitsluitend geïnstalleerd worden
met de in deze technische handleiding vermelde systemen (met
name concentrische leidingen, verbindingsstukken, terminals).
- Aangezien de aansluitingen van de schoorsteenleidingen van het
type B
en de leidingen van het type C
23
moeten deze ofwel buiten, ofwel in een gemetselde koker binnen
met ventilatie geïnstalleerd worden.
De ventilatie moet verzorgd worden:
- door een opening aan de onderzijde, die lucht binnenkrijgt via de
geventileerde gemeenschappelijke ruimtes of rechtstreeks buiten,
en
- door een opening aan de bovenzijde die naar buiten geleid wordt.
De minimum doorsnede van spouw en de te plannen openingen
2
moet 100 cm
zijn (vrije doorsnede).
Voor België: Norm NBN D51-003 in acht nemen.
De demonteerbare delen in deze koker moeten inspectie van de
rookgasleiding over de gehele lengte mogelijk maken.
De installatie-instructies en de informatie betreffende de toegelaten
lengtes van de rookgasleidingen in acht nemen.
De stofkap verwijderen.
De rookgasleiding of het verse-lucht/rookgasafvoer systeem
volgens de montageinstructies monteren.
De luchtdichtheid controleren.
- Statische testoverdruk: 1000 Pa
2
- Max. lekkage: 50 l/hm
van de rookgasleiding
2
A Ø80 = 0.25 m
/m, A Ø100 = 0.31 m
Bij de concentrische rookgasafvoersystemen (geforceerde
stroom) kan ook het CO
de
meetbuizen
rookgasafvoerinstallatie wordt als waterdicht beschouwd
wanneer het gemeten CO
30
onder druk staan,
53
afhankelijk van het inwendige oppervlak
2
/m
-gehalte in de ringvormige ruimte op
2
gecontroleerd
worden.
-gehalte minder dan 0.2% is.
2
De
GMR 4000 Condens
25/06/08 - 300006834-001-H