6.7.
Hydraulische aansluiting
6.7.1.
Algemene aanwijzingen
Voor de hydraulische aansluiting van de verwarmingsinstallatie en eventuele waterverhitters – met name met
betrekking tot de veiligheidstechnische inrichtingen zoals veiligheidsventielen, expansievat, etc. – verwijzen wij
naar de algemeen geldige regels van de techniek en naar de betrokken nationale normen en voorschriften.
Als ketels in dakverwarmingscentrales of op de hoogste plaats van de verwarmingsinstallatie worden geplaatst,
moeten ze worden voorzien van extra veiligheidsorganen (b.v. watergebrekbeveiliging). Neem hiervoor de lokale
veiligheidsvoorschriften van de overheid in acht. Verder moet de minimale bedrijfsdruk volgens paragraaf 4.4
aangehouden worden.
De maximale bedrijfsvoorwaarden voor de unit (waterdruk en -temperatuur) zijn in paragraaf 4.1 aangegeven.
Een minimale hoeveelheid circulatiewater is niet vereist.
6.7.2.
Waterkwaliteit
De vereiste waterkwaliteit volgens paragraaf 4.2 moet gehandhaafd worden. Vorstweermiddelen mogen niet
gebruikt worden.
Vóór de aansluiting van de ketel aan een oude installatie moet heel de verwarmingsinstallatie gespoeld worden.
Het wordt aanbevolen, een slibvanger te installeren.
Schade door corrosie kan optreden als er via open installaties, te kleine expansievaten, vloerverwarming met
niet-zuurstofdichte buismaterialen, etc. voortdurend zuurstof in het verwarmingswater komt.
Als dit niet kan worden voorkomen, zijn er extra maatregelen nodig in de vorm van vakkundig toegepaste
zuurstofbindmiddelen of chemicaliën. Als een installatie zonder het binnendringen van zuurstof niet realiseerbaar
is, moet er een systeemscheiding met warmtewisselaar worden ingericht.
6.7.3.
Ketelwater retour
De hoog-rendement-unit is naast de gebruikelijke lagetemperatuur-retour ook voorzien van een hogetemperatuur-
retour. Op deze retour worden verwarmingsunits met het hoogste temperatuurniveau aangesloten.
Om onder alle bedrijfsomstandigheden een hoog ketelrendement te waarborgen, moet erop gelet worden dat de
lagetemperatuur-retour altijd gevoed wordt.
De handhaving van de retourtemperatuur is niet vereist.
6.7.4.
Condensaatafvoer
De bij de condensatie ontstane condensaten bevatten meer of minder zure verbrandingsproducten. Een
eventueel vereiste toelating om de condensaten naar de riolering af te voeren, moet bij de plaatselijk bevoegde
autoriteiten worden aangevraagd.
Een vereiste neutralisatieset voor condensaten is als optie verkrijgbaar.
Als de condensaten direct naar de riolering worden afgevoerd, moet dit gebeuren via een open vultrechter.
Belangrijk:
De recuperator wordt met een binnen de bekleding geplaatste sifon geleverd. Er moet worden voorkomen dat
er een tweede sifon wordt geïnstalleerd, aangezien het afvloeien van de condensaten daardoor
onmogelijk wordt. Voor de zelfde rede moet ervoor gezorgd worden, dat de gehele leiding licht hellend
verloopt en geen doorhang vertoont.
Maat- en constructiewijzigingen voorbehouden!
VARINO GRANDE 350 - 600
17
Editie 28.01.2022
© Copyright YGNIS AG CH-Ruswil