9.
Sluit de voedingskabel (1) en de gegevenskabel (2) aan op de achterzijde van de
optischeschijfeenheid of diskettedrive.
Afbeelding 2-27
10.
Als u een nieuwe schijfeenheid installeert, sluit u het andere uiteinde van de gegevenskabel aan
op de juiste connector op de systeemkaart.
OPMERKING:
optischeschijfeenheid aan op de witte SATA-connector op de systeemkaart met de aanduiding
SATA1. Sluit een tweede optischeschijfeenheid aan op de volgende beschikbare (niet-gebruikte)
SATA-connector, in de volgorde van de nummeraanduiding op de connectoren:
Als u een diskettedrive installeert, sluit u deze aan op de connector op de systeemkaart met de
aanduiding FLOPPY.
Als u een mediakaartlezer installeert, sluit u de USB-kabel aan op de USB-connector op de
systeemkaart met de aanduiding MEDIA. Als de mediakaartlezer is voorzien van een 1394-poort,
sluit u de 1394-kabel aan op de 1394-PCI-kaart.
Raadpleeg
de schijfeenheidconnectoren op de systeemkaart.
11.
Plaats het voorpaneel en het toegangspaneel van de computer terug.
12.
Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
13.
Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u heeft ontgrendeld bij het verwijderen van het
toegangspaneel.
14.
Configureer de computer opnieuw als dat nodig is. Raadpleeg de handleiding
Computerinstellingen voor meer informatie over het gebruik van Computer Setup
(Computerinstellingen).
38
Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades
Drivekabels aansluiten (optischeschijfeenheid wordt weergegeven)
Als u een optischeschijfeenheid van het type SATA installeert, sluit u de eerste
Schijfeenheidconnectoren op de systeemkaart op pagina 35
voor een afbeelding van
NLWW