HOOFDSTUK 2.
VOORBEREIDING EN CONTROLE
2.1 OPLEIDING VAN HET PERSONEEL
De hoogwerker is een transportinrichting voor het personeel;
Daarom is het noodzakelijk dat hij enkel door opgeleid en
gekwalificeerd personeel wordt onderhouden.
Het is verboden om onder invloed van alcohol of drugs met de
hoogwerker te werken. Ook wie lijdt aan epileptische aanvallen,
hoogtevrees of verlies van lichamelijke controle mag niet met de
hoogwerker werken.
De opleiding van de bediener moet het volgende inhouden:
1.
Gebruik en beperkingen van de hoogwerkerbesturing en
veiligheidssystemen aan de grond en bij nood.
2.
Op de machine aangebrachte labels i.v.m. de besturing,
instructies en waarschuwingen.
3.
Reglementen bepaald door de werkgever en de wettelijke
normen.
4.
Gebruik van de inrichting met gehomologeerde bescherming
tegen vallen, indien vereist.
5.
Kennis van de mechanische werking van de machine,
voldoende om een reële of potentiële storing te herkennen.
6.
Veilige werkwijze om de machine te gebruiken bij aanwezigheid
van hoge obstakels, andere bewegende inrichtingen en
obstakels, bodemoneffenheden, kuilen en glooiingen.
7.
Werkwijzen om gevaar te vermijden te wijten aan niet
beschermde elektrische geleiders.
8.
Vereisten bij een bijzonder werk of een speciale toepassing van
de machine.
Supervisie bij de opleiding
De opleiding moet geschieden in een open zone vrij van obstakels en
onder toezicht van een gekwalificeerde persoon. De opleiding moet
duren tot de leerling in staat is de machine volkomen veilig te starten
en te besturen.
Verantwoordelijkheid van de bediener
De bediener moet opgeleid worden inzake de verantwoordelijkheid en
het gezag bij het optreden van een storing of bij andere onveilige
omstandigheden, zowel m.b.t. tot de machine als de werkzone.
12
2.2 VOORBEREIDING, CONTROLE EN ONDERHOUD
BRAVIISOL levert de gegevens inzake de regelmatige controles en het
onderhoud van de machine, aangeduid in de volgende Tabel 2.23
Voor verdere informatie i.v.m. de hoogwerkers moeten de plaatselijke
normen geraadpleegd worden.
De frequentie van de controles en onderhoudsbeurten moet toenemen
naargelang de vereisten.
Wanneer de machine wordt gebruikt in
ongunstige omgevingscondities of indien zwaar werk wordt uitgevoerd, is
een grotere frequentie noodzakelijk.
2.3 VOORBEREIDENDE CONTROLE VOOR HET STARTEN
De
voorbereidende
controle
voor
werkzaamheden in.
1. Schoonmaak – Controleer of er lekken (hydraulische olie of vloeistof van
de accu's) of vreemde voorwerpen op de oppervlakken aanwezig zijn.
Stel het personeel belast met het onderhoud op de hoogte van eventuele
lekken.
2. Borden en labels – Controleer of ze schoon en leesbaar zijn.
Controleer of er geen enkel bord of label afwezig is.
Verzeker u ervan dat alle onleesbare borden en labels schoongemaakt of
vervangen worden. (Zie "Aanbrengen van de labels " in hoofdstuk 3).
3. Handleidingen voor het gebruik en de veiligheid – Verzeker u
ervan dat in de weerbestendige ruimte (FIG. 3.A) de volgende
handleidingen aanwezig zijn: Handleiding voor het gebruik en de
veiligheid, Handleiding voor de EMI veiligheid (enkel voor ANSI/CSA
informatie) en Handleiding voor ANSI verantwoordelijkheid (enkel voor
ANSI/CSA informatie).
4. Schema voor een dagelijkse volledige controle – (zie hoofdstuk 2.4).
5. Accu – Laad de accu op wanneer het nodig is (zie hoofdstuk 3.5).
6. Hydraulische olie – Het peil van de hydraulische olie in de pomptank
kan variëren naargelang de olietemperatuur. M.a.w. in een koude machine
is het mogelijk dat het oliepeil het teken VOL op de peilstok niet bereikt.
Doe de hefmast meerdere malen omhoog en weer omlaag voor een
nauwkeurige lezing van de peilstok.
Controleer de peilstok wanneer de hydraulische olie is opgewarmd. Het peil
moet VOL of bijna vol aanduiden.
•
VUL NOOIT TOT BOVEN HET VOLTEKEN.
•
VUL STEEDS BIJ met olie wanneer het peil gelijk of lager ligt dan
de
start
houdt
de
volgende
2.A
13