Draai de bouten M vast.
¬
De onderste schakelstand is ingesteld.
P
Afronding, zie hoofdstuk 4.7 - 4.9.
¬
4.7
Elektrische aansluiting
Laat de elektrische aansluiting
uitsluitend door gekwalificeerd
personeel uitvoeren!
Elektrische aansluiting
¬
overeenkomstig EN 60079-14
met blauw gemarkeerde kabel
uitvoeren!
Leid de aansluitkabel door de
¬
kabelwartel.
Strip de aansluitkabel pas net voor de
¬
schakelaarsteunplaat.
Leid de aders naar de aansluitklemmen.
¬
Kort de aders eventueel in, om onnodige
¬
kabellussen te voorkomen!
Breng adereindhulzen op de aders aan.
¬
Sluit de aders overeenkomstig het
¬
aansluitschema op de aansluitklemmen
aan.
Aansluitschema code 201
Inbouwstand boven
Aanslui-
ting bij de
klant
Eindschakelaar OPEN
1211
Aanslui-
ting bij de
klant
Eindschakelaar DICHT
26 / 36
4.8
Afsluiting van de montage
Trek na afsluiting van de elektrische
¬
aansluiting de aansluitkabels strak, maar
trek niet te hard.
Controleer de stand van afdichtring R.
¬
Breng deksel H met moeren G aan.
¬
Breng de moeren G aan.
¬
Let op een vlekkeloze montage
¬
van alle afdichtelementen en
schroefverbindingen!
Zorg dat de positiemelder
¬
voedingsspanning krijgt.
Controleer de schakelstanden, door de
¬
procesafsluiter open en dicht te maken.
Moeten de schakelstanden nogmaals
worden bijgesteld, maak dan de
positiemelder weer spanningsloos.
G
H
R