10
Algemene informatie voor de installateur
Transport en opslag
De FIGHTER 1120 moet rechtopstaand en droog
getransporteerd en opgeslagen worden.
Installatie
Plaats de FIGHTER 1120 op een vaste ondergrond,
bij voorkeur een betonnen vloer of een betonnen fun-
dament. De FIGHTER 1120 moet met de achterkant
tegen de muur worden geplaatst in een bijkeuken of
een vergelijkbare ruimte om geluidsoverlast te
voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, moet de
opstelling in nabijheid van slaapkamers of andere
geluidsgevoelige kamers worden vermeden. In de
ruimte waar de unit wordt opgesteld, moet geluidsiso-
latie worden aangebracht. Bevestig geen leidingen
aan binnenmuren die aan slaap- of woonvertrekken
grenzen.
Stooklijnregeling
De regeling van de warmteproductie geschiedt nor-
maal gesproken volgens het principe van de stooklijn-
regeling. Het temperatuurniveau dat nodig is voor ver-
warming bij de actuele buitentemperatuur wordt hierbij
berekend op basis van de waarden afkomstig van de
buitentemperatuur-
en
(zie aansluitmogelijkheden 1-3).
Vaste temperatuurinstellingen
Indien nodig kan de FIGHTER 1120 worden geregeld
door een externe thermostaat of GBS-regeling. De
FIGHTER 1120 levert dan warmte tot een vast tem-
peratuurniveau. Dit noemen we "vaste temperatuurin-
stelling". Zie voor het instellen van de juiste parame-
ters voor vaste temperatuur regeling aansluitmo-
gelijkheidoptie 4. De circulatiepomp CV-systeem hoeft
niet te worden aangepast.
Raadpleeg voor de regeling van de ruimtetemperatuur
de instructies voor de externe regeling.
De buitentemperatuurvoeler heeft bij deze optie geen
functie, maar moet wel worden aangesloten om te
voorkomen dat er een sensor-alarmmelding in de dis-
play optreedt. Het is niet nodig om de voeler buiten te
installeren.
H o t w a te r 5 1 °C
H M flo w 4 9 (5 0 ) °C
0
-2
+ 2
1
0
R
aanvoertemperatuurvoelers
Richtwaarden voor collectoren
Type
Bodemwarmte,
collectorlengte
( 150 mtr.per groep ) (max.120m per boring)
5
6
8
10
12
15
1150 -1400 m
17
1320 - 1500 m
Van toepassing op PEM-slang 40 x 2,4 PN 6,3.
De lengte van de collectorslang varieert en is
afhankelijk van de bodemeigenschappen en het
verwarmingssysteem, bijvoorbeeld radiatoren of
vloerverwarming.
De maximum lengte per collector mag niet meer dan
400 m zijn.
Bij meerdere collectoren moeten deze parallel worden
geschakeld, met een mogelijkheid voor inregeling van
de waterdoorstroming.
Bij grondwarmte moet de slang op een diepte van
ongeveer 1 meter worden aangebracht en moet de
afstand tussen de slangen minstens 1 meter zijn.
Bij meerdere boorgaten dient de afstand tussen de
gaten onderling minimaal 15 meter te bedragen.
Inspectie van de installatie
Volgens de geldende voorschriften moet de cv-ketel
aan een controle worden onderworpen voordat deze
in gebruik wordt genomen. Deze controle mag alleen
door daartoe bevoegde personen worden uitgevoerd
en dient te worden gedocumenteerd. Het bovenver-
melde geldt voor gesloten verwarmingssystemen.
Wanneer de warmtepomp wordt vervangen, moet de
installatie opnieuw worden gecontroleerd.
Vul de instellingen en gemeten
waarden in op pagina 2 in deze
Installatie-instructies in. De gegevens
zijn van belang voor servicewerkza-
FIGHTER 1120
Bodemwater,
aanbevolen
aanbevolen meters
horizontale
boordiepte voor een
verticale collector
350 - 450 m
90 — 120 m
450 - 600 m
120 - 150 m
650 - 850 m
170 - 230 m
800 - 1000 m
200 - 250 m
900 - 1150 m
230 - 280 m
290 - 380 m
330 - 450 m
LET OP!
amheden.