Relaisuitgang voor noodstand
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met waar-
schuwingsstickers voor externe spanning.
Als schakelaar (SF1) wordt ingesteld op " " (noodstand),
worden de interne circulatiepompen (EP14-GP1 en EP15-
GP1) en het potentiaalvrije variabele noodstandrelais
(AA101-K4) geactiveerd. Externe accessoires worden
ontkoppeld.
Het noodstandrelais kan worden gebruikt om externe
bijverwarming te activeren. Er moet dan een externe
thermostaat worden aangesloten op het regelcircuit om
de temperatuur te regelen. Zorg ervoor dat het verwar-
mingsmiddel door de externe bijverwarming circuleert.
AA101-X8
1 2 3
F1345
F1355
Externt
Extern
LET OP!
Er wordt geen warmtapwater geproduceerd
als de noodstand geactiveerd is.
AA101-X8
AA101-X5
1 2 3 4
5
1 2 3
F1345
F1355
Externt
Extern
N
LET OP!
Als de bedrijfsspanning van de noodstand
230 V~ is, kan er spanning worden gehaald van
AA101-X5:1 - 3. Sluit de nul van de externe
bijverwarming aan op AA101-X5:4 - 6.
NIBE F1355
A1
A2
A1
A2
L
Wisselkleppen
F1355 kan worden aangevuld met een externe wisselklep
(QN10) voor warmtapwaterregeling (zie pagina 36 voor
accessoire).
Sluit de externe wisselklep (QN10) volgens de afbeelding
aan op klemmenstrook AA101-X6:3 (N), AA101-X6:2
(bedrijf) en AA101-X6:1 (L).
AA101-X6
1 2 3 4
F1345
F1355
Externt
Extern
QN10
Uplink
Sluit een op het netwerk aangesloten kabel (recht, Cat.5e
UTP) met het RJ45-contact (mannelijk) aan op contact
AA4-X9 van de displayeenheid (zoals afgebeeld). Gebruik
de kabeldoorvoer (UB3) in de warmtepomp voor het
leiden van de kabel.
AA4-X9
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
27