10
2.3
No Frost-systeem
Deze modellen werken met een verwarmingsweerstand om het ijs te laten smelten dat zich tijdens de
ontdooicyclus aan de verdamper van het koelelement heeft afgezet. Het vrijkomende water loopt dan
weg.
De ontdooitimer schakelt de ontdooi-verwarmingsweerstand om de 8 uur in (gebaseerd op de werkelijke
compressorlooptijd). Zodra de temperatuur in het bereik van de thermostaat een waarde van ca. +3,3°C
bereikt, onderbreekt de thermostaat de leiding naar de ontdooi-verwarmingsweerstand.
Met een ohmmeter kan worden gecontroleerd of alle fases van de ontdooicyclus correct verlopen. Het
contact van de ontdooithermostaat opent bij ongeveer +3,3°C en sluit bij ongeveer -9,4°C. Binnenin de
ontdooithermostaat ligt een 240-kOhm-weerstand tussen de twee klemmen. Deze weerstand maakt het
mogelijk om de ontdooi-verwarmingsweerstand te controleren, als de verdampertemperatuur -9,4°C of
hoger is. Ontdooi-verwarmingsweerstand en ontdooithermostaat kunnen met een ohmmeter zonder
openen van het vriesvak worden gecontroleerd; zelfs dan als de verdampertemperatuur -9,4°C of hoger
is. Deze controle in de volgende stappen uitvoeren:
1.
De stekker van het apparaat uit het stopcontact trekken.
2.
De deur van het koelvak openen en het bovenste vak leegmaken.
3.
De bevestigingsschroef aan de voorkant van de temperatuurregelaarkast verwijderen. De
voorkant van de temperatuurregelaarkast vasthouden en de bevestigingsschroef aan de
achterkant verwijderen. De temperatuurregelaarkast naar beneden toe loshalen.
4.
De kabelconnector aan de ontdooitimer losmaken.
5.
De ohmmeter op het bereik 1kOhm zetten en de meetkabels aan de klemmen 2 en 3 van de
connector aansluiten.
6.
De ohmmeter zou tussen de 20 en 40 ohm moeten weergeven, de waarde is niet kritisch. Als
tussen de klemmen 2 en 3 een verbinding wordt gemeten, is de ontdooi-verwarmingsweerstand
goed. Als er een onderbreking wordt gemeten, moeten ontdooi-verwarmingsweerstand en
ontdooithermostaat afzonderlijke worden gecontroleerd.
AANWIJZING: Bij het meten met de ohmmeter niet de meetklemmen aanraken. Dit kan namelijk
onjuiste metingen en diagnoses tot gevolg hebben.
Voor het testen van de ontdooi-verwarmingsweerstand en de ontdooithermostaat als volgt te werk gaan
(als de verdampertemperatuur -9,4°C of lager is):
1.
Met de ampèretang de stroomopname meten.
2.
De ontdooitimer handmatig naar voren brengen tot aan de ontdooicyclus. Hoe dit vooruit zetten
gaat, staat beschreven in de paragraaf "Ontdooitimer".
3.
De ampèremeter zou een waarde van 1,8A ±10% moeten weergeven; deze waarde komt
overeen met de stroomopname van de timermotor en de ontdooi-verwarmingsweerstand
samen. Als er een waarde tussen 0 en 20mA wordt weergegeven, dan is de ontdooi-
verwarmingsweerstand of de ontdooithermostaat defect. Ga verder met stap 4 om te ontdekken
welk van deze twee componenten defect is.
blauw
blauw
ontdooithermostaat
wit
ontdooi-
verwarmingsweerstand
240 KILO-OHM VOOR DE DOORGANGSMETING
Servicehandboek KE 470-2-2T
wit
geel
oranje
Alleen voor intern gebruik