5.1.1.
Automatische cycli van de deur – P4
Als u tests wilt uitvoeren waarbij continu automatische cycli worden uitgevoerd,
gebruik dan parameter P4. Deze parameter, die standaard is ingesteld op 0
(functie uitgeschakeld), zorgt ervoor dat de deur elke n seconden, die ingesteld
zijn via de waarde van P4, kan worden bewogen. Bijvoorbeeld, als P4 = 10,
start P4 telkens als de deur een eindaanslag (bovenaan of onderaan) bereikt
een wachttijd van 10s; daarna wordt de deur automatisch geopend/gesloten.
Om deze functie uit te schakelen, dient u de STOP-knop op het voorpaneel
gedurende 3 seconden ingedrukt te houden. Als de STOP-knop slechts één
keer wordt ingedrukt, begint de wachttijd weer vanaf 0.
5.1.2.
Overtravelcorrectie door het inschakelen van de rem – P20-P22
Met parameter P20 wordt de maximale toegestane afwijking van de besturing
ingesteld tijdens de stopfase in de buurt van de ingestelde eindaanslag. Tijdens
de set-upfase na het aanleren van de waarden, stelt de besturing automatisch 2
remactiveringswaarden (P21 en P22) in om ervoor te zorgen dat de deur altijd op
hetzelfde punt stopt. De tolerantie voor deze afwijking wordt via deze parameter
gedefinieerd en geldt voor beide parameters. Als u 2 afzonderlijke waarden wilt
instellen voor de sluit- en openings-eindschakelaars, kunt u de afzonderlijke
waarden wijzigen door P20 = 0 in te stellen en P21 (voor de openingseindaanslag)
en P22 (voor de sluitingseindaanslag) handmatig te wijzigen.
5.1.3.
Maximaal toegestane afwijking van de ingestelde eindaanslagen
– P14
Tijdens het aanleren van de waarden moet de deur zich stabiliseren en moet
de besturing in staat zijn om te begrijpen welke de eindaanslagen zijn. Het kan
gebeuren dat een deur tijdens deze fase de ingestelde eindaanslag (bovenaan
of onderaan) overschrijdt en de besturing fout F08 weergeeft. Om dit probleem
(overtravel) op te lossen, dient de deur eerst omhoog of omlaag bewogen te
worden om naar een bekende positie te brengen binnen het bereik van het
ingestelde traject. Daarna dient parameter P14 te worden gewijzigd, die de
maximale tolerantie regelt, uitgedrukt in encoderverhogingen, ten opzichte
van de ingestelde eindaanslag. Als u deze waarde verhoogt, neemt de
tolerantie toe. Als u ze verlaagt, neemt ook de tolerantie af. Standaard hebben
driefasige en eenfasige motoren lageren waarden (P14 = 100) dan motoren die
bestuurd worden door een frequentieomzetter (P14 = 250). Dit komt omdat de
frequentieomzetter versnellings- en vertragingscurven moet beheren en het kan
gebeuren dat de deur, tijdens de installatiefase, de ingestelde eindaanslag een
klein beetje overschrijdt.
5.1.4.
Automatische aanpassing aan de ondergrond – P30-P33
Na het aanleren van de waarden kan parameter P30 worden ingesteld, zodat
de deur zijn sluitingspositie na verloop van tijd automatisch aanpast. Deze optie
is speciaal bedoeld voor alle deuren die de neiging hebben om na verloop
van tijd "langzamer te worden". Parameter P30 beheert het type afstelling dat
moet worden uitgevoerd. De afstelling wordt uitgevoerd door de positie van de
eindaanslag onderaan te verhogen of te verlagen met "n" encoderverhoging die
ingesteld zijn op parameter P31. Als de waarde van P30 2 bedraagt, d.w.z. dat
de afstelling ook naar beneden wordt uitgevoerd, wordt met parameter P32
de maximale waarde ingesteld, opnieuw uitgedrukt in encoderverhogingen,
waarboven de deur zijn positie niet kan corrigeren: dit is om te voorkomen dat
de deur breekt. Parameter P33 wordt gebruikt om het percentage in te stellen
van de hoogte die de deur moet bereiken voordat de correct wordt uitgevoerd
en in het geheugen wordt opgeslagen.
5.1.5.
Vermogensoverbrenging voor draadloze onderloopbeveiligingen
– P88-P89 en P100-P112
Als een uitgang is ingesteld op P110-P112 = 22, dan is het mogelijk om een
vermogensoverbrenging-batterijlader te installeren voor de draadloze gevoelige
rand. Met parameter P88 kan de tijd worden ingesteld gedurende welke de
uitgang actief blijft en de batterij aan de onderloopbeveiliging zich kan opladen.
Met parameter P89 wordt de wachttijd ingesteld voordat de uitgang het
opladen van de batterij van de onderloopbeveiliging weer activeert
5.1.6.
Luchtgordijn – P45 en P110-P112
In geval van luchtgordijnen kan parameter P45 nuttig zijn om een wachttijd in
te stellen voordat het gordijn wordt gedeactiveerd. De tijd voor de deactivering
begint af te nemen op het moment dat de deur de sluitingsbeweging heeft
voltooid en de eindaanslag onderaan heeft bereikt. De uitgang voor het
activeren van het gordijn kan ingesteld worden via de parameters P110-P112
met behulp van de desbetreffende waarde
5.1.7.
Beheer
van
de
rem
identificatielabel – P50-P54 e P57-P58
In tegenstelling tot de gelabelde frequentieomzetters, die de activering van de
rem kunnen beheren via de parameters U40-U41, is het beheer van de rem voor
de frequentieomzetters zonder label alleen mogelijk via de parameters P50-P54
(zie tabel parameters serie "P") en P57-P58. Hier volgt de gedetailleerde
beschrijving van deze laatste 2 parameters:
voor
frequentieomzetter
zonder
- P57: wordt gebruikt om het bereik in te stellen waarbinnen de rem moet
worden geactiveerd als de besturing na detectie van de activering van de
onderloopbeveiliging vaststelt dat de omkeersnelheid te laag is in vergelijking
met de verwachte snelheid. Als de snelheid te laag is binnen het bereik dat
ingesteld is in P57, activeert de besturing de rem om mogelijke defecten aan
de installatie te vermijden
- P58: dient om een kleine vertraging in te stellen met betrekking tot de
activering van de noodstop. Standaard wordt deze parameter ingesteld
op een hele lage waarde, bijna onmiddellijk, zodat op het moment dat de
noodstop wordt geactiveerd, de deur onmiddellijk wordt stopgezet (waarbij
de frequentieomzetter, indien aanwezig, niet langer van stroom wordt
voorzien tot de noodstopknop wordt gereset)
5.1.8.
Alternatieve weergave op het display – P5
Met deze parameter kunt u de operationele weergave van de deur
wijzigen, waarbij op het display tekens getoond worden die de klassieke
standaardsymbolen zullen vervangen. Als de waarde 1 of 2 wordt ingesteld,
worden er op het display bovendien andere meldingen "E.xxx" getoond voor
elke ingedrukte knop of geactiveerde ingang
P5 =1: Tekstuele weergave van de eindaanslagen: vergelijkbaar met P5 = 0,
maar wanneer de deur de eindaanslag bovenaan bereikt, verschijnt "OP" op
het display. "CL" verschijnt wanneer de eindaanslag onderaan wordt bereikt
P5 = 2: Tekstuele weergave van de beweging van de deur: vergelijkbaar met
de vorige, maar tijdens de beweging zijn er geen streepjes die de richting
van het manoeuvre aangeven, maar verschijnt de aanduiding "OPn" voor het
openingsmanoeuvre en "CLS" voor het sluitingsmanoeuvre
E.101
Activering ingang DOWN (extern)
E.102
Activering ingang UP (extern)
E.103
Activering ingang IMP (extern)
Activering fotocellen (kunnen ook weergegeven worden met
E.104
P5 = 0)
E.105
Lus detector 1
E.106
Lus detector 2
Draadloze bediening
E.107
(zichtbaar nadat parameter P106 is gewijzigd)
E.161
Noodstop
E.201
Indrukken knop DOWN op het voorpaneel
E.202
Indrukken knop UP op het voorpaneel
E.360
Activering van de onderloopbeveiliging
Nederlands – 25