3.4 Controle van de branderdruk: [11].
Sluit een gasdrukmeter aan op de drukmeetnippel en meet de branderdruk (A). De branderdruk
kan worden gecorrigeerd door de schroef (C) van de drukregelaar te verdraaien (linksom is lagere
druk, rechtsom hogere druk). Voor hoog/laag geldt: om de branderdruk voor maximale belasting in
te stellen moet aan de buitenste instelmoer gedraaid worden (sleutelwijdte 10)(H) tot de juiste druk
bereikt is. Om de branderdruk voor de lage stand te bepalen moet aan de binnenste stelschroef (G)
NL
gedraaid worden tot de juiste druk bereikt is. Voor de juiste branderdruk zie tabel [1A]. LET OP!:
na de meting moet de drukmeetnippel weer worden dichtgedraaid. Voor controle van het juiste CO
2
percentage en rookgastemperatuur zie tabel [1C].
3.5 Controle van de voordruk
Zorg ervoor dat tijdens controle het toestel niet wordt uitgeschakeld door de ruimtethermostaat.
Stel daarvoor de ruimtethermostaat in op de hoogste stand. Sluit een gasdrukmeter aan op de
drukmeetnippel en meet de gasvoordruk (B). Voor de juiste gasvoordruk zie typeplaat van toestel.
3.6 Controle van de omgeving
Controleer tenslotte of de werking van het toestel niet kan worden beïnvloed door andere objecten
die dichtbij het toestel staan. Let vooral op goederen met kans op corrosieve of explosieve dampen,
enz.
3.7 Buitenbedrijf stellen van de verwarmer
Voor korte tijd:
- Ruimtethermostaat op minimum temperatuur instellen.
Voor langere tijd:
- Ruimtethermostaat op minimum temperatuur instellen.
- Gaskraan afsluiten.
- Hoofdschakelaar uitschakelen.
3.8 Ombouw naar een andere gassoort
Het toestel ombouwen naar een andere gassoort mag alleen gedaan worden door een daartoe
bevoegd persoon. Raadpleeg de fabrikant voor het verkrijgen van de juiste onderdelen en instructie.
9