Type A [4].
De verbrandingslucht wordt uit de ruimte gezogen en er wordt geen rookgasafvoer gebruikt. Dit
systeem mag alleen toegepast worden in goed geventileerde ruimten, minimaal 10 m3/kW per uur.
De rookgassen moeten niet in aanraking komen met brandbare stoffen en/of koude oppervlakken
(brandgevaar resp. condensatiegevaar). Op de verbrandingsluchtinlaat moet een 90° bocht met
opening naar beneden geplaatst worden om het aanzuigen van rookgas te voorkomen.
NL
Type B [5]. B23
De verbrandingslucht wordt uit de ruimte gezogen en rookgassen worden naar buiten afgevoerd.
De maximale lengte L van de afvoerleiding is zes meter, incl. 2 bochten van 90°. In deze toepassing
is alleen een verticale dakdoorvoer in een vlak dak toegestaan. Om het toestel van voldoende
verbrandingslucht te voorzien, mag dit systeem alleen toegepast worden als er minimaal 2 m3/kW
per uur wordt geventileerd. Indien er sterke vervuiling of onderdruk in de ruimte kan optreden,
moet men altijd een gesloten uitvoering type C toepassen.
Type C [6]. C13
De maximale lengte L van de aan- en afvoerleiding is zes meter, incl. 3x2 bochten van 90°. Elke
extra haakse bocht verkort de lengte met 2 meter. Indien mogelijk bochten van 45° toepassen. Het
rookgasafvoersysteem dient minimaal een afschot te hebben van 3° van het toestel af.
Type C [7]. C33
De maximale lengte van de aan- en afvoerleiding is zes meter, incl. 3 x 2 bochten 90°. Elke extra
bocht verkort de lengte met 2 meter. Indien mogelijk 45° bochten gebruiken.
Type C [8]. C53
De maximale lengte L van de aan- en afvoerleiding is zes meter, incl. 2 x 2 bochten 90°.
Indien mogelijk 45° bochten gebruiken. Door de buitenwand mag de maximale lengte van de
rookgasafvoer leiding 3 meter verlengd worden. De uitmonding moet zich boven de gevel bevinden.
Om te voorkomen dat de verbrandingslucht zo weinig mogelijk wordt opgewarmd, moet de
verbrandingslucht aanzuigopening direct na de bocht in de buitenlucht geplaatst worden. Omdat
de rookgassen zullen condenseren moet het condensaat doelmatig afgevoerd worden, volgens de
geldende landelijke voorschriften.
2.3 Gasaansluiting
De installatie van de gasleiding en gaskraan moet voldoen aan de geldende plaatselijke en/of landelijke
voorschriften. De gaskraan, moet zich binnen handbereik van het toestel bevinden [9]. Bij afpersen
van de aansluitleiding boven 60mbar moet deze gaskraan gesloten worden. Pas bij twijfel over
meekomend vuil een gasfilter toe. Het is noodzakelijk het laatste stuk van de gasaansluiting flexibel te
maken door middel van een goedgekeurde flexibele aansluitslang. De flexibele gasslang moet zodanig
geplaatst zijn dat een toestel dat in bedrijf is vrij kan uitzetten [9]. Zorg ervoor dat er geen spanning
of tordering op de flexibele aansluiting kan optreden.
Bij het aansluiten van de gasleiding mag geen draaimoment worden uitgeoefend op de interne
verbinding van de brander.
7