Basisinstellingen uitvoeren
Meting afbreken en weergave wissen
1. Druk op de toets Clear/OFF (9), voor het wissen van de
laatste actie of actuele meetwaarde.
Referentiepunt instellen
Het apparaat meet altijd de totale afstand, uitgaande van het
referentiepunt. Is bijv. de achterkant van het apparaat ingesteld
als het referentiepunt, wordt de lengte van het apparaat
meegemeten. Standaard is de achterkant van het apparaat
vastgelegd als het referentiepunt. U kunt het referentiepunt
echter ook verplaatsen naar de voorkant van het apparaat. Ga
als volgt te werk:
1. Druk op de toets Unit/ (10), voor het verplaatsen van het
referentiepunt naar de voorkant van het apparaat.
ð Elke keer dat het referentiepunt wordt verplaatst, klinkt
een toonsignaal. Daarnaast toont de indicatie
referentiepunt (27) het geselecteerde referentiepunt.
Het referentiepunt wordt na het uit- en weer inschakelen
automatisch weer verplaatst naar de achterkant van het
apparaat.
Eenheden omschakelen
Druk lang op de toets Unit /(10), voor het omschakelen van de
eenheid voor de meetwaarden. Na elkaar kunnen de volgende
eenheden worden ingesteld:
Afstand
Oppervlak
0,000m
0,000 m
0,0 in
0,000 ft
1
0
/
in
0,000 ft
16
0.000 ft
0,000 ft
1
0'00''
/
0,000 ft
16
Meetwaarden uit reeks oproepen
Het apparaat slaat automatisch de laatste 99 meetwaarden op.
De opgeslagen meetwaarden kunnen als volgt worden
opgeroepen:
1. Druk op de toets Storage (8), voor het oproepen van de
reeks.
ð Het nummer van de actuele meetwaarde wordt in de
weergave Chronik (14) weergegeven.
2. Gebruik de toets +/- (11), voor het wisselen naar de
volgende meetwaarde.
3. Gebruik de toets +/- (8), voor het wisselen naar de vorige
meetwaarde.
4. Druk tegelijkertijd en lang op de toets Storage (8) en de
toets Clear/Off (9), voor het wissen van het volledige
geheugen.
5. Druk op de toets Clear/Off (9), voor het terugkeren naar de
laatste meetmodus.
NL
Volume
2
3
0,000 m
2
3
0,000 ft
2
3
0,000 ft
2
3
0,000 ft
2
3
0,000 ft
Apparaat waterpas stellen
Het apparaat kan met de waterpassen horizontaal en verticaal
waterpas worden gesteld.
Daarnaast geeft de weergave Digitale waterpas (26) aan of het
apparaat horizontaal op een vlak staat of naar voren, resp. naar
achter is gekanteld.
De actuele hellingshoek met de horizontale positie als
uitgangspunt, wordt in de weergave Hellingshoek (13)
weergegeven.
Metingen uitvoeren
Waarschuwing voor laserstralen
Laserklasse 2, P max.: < 1 mW, λ: 400-700 nm,
EN 60825-1:2014
Kijk nooit direct in de laserstraal, resp. in de opening
waar de laserstraal uitkomt.
Richt de laserstraal nooit op personen, dieren of
reflecterende oppervlakken. Al een kort zichtcontact
met de laserstraal kan tot oogschade leiden.
Het bekijken van de laseruitgang met optische
instrumenten (bijv. loep, vergrootglazen, etc.), vormt
een gevaar voor uw ogen.
Bij het werken met een laser uit de klasse 2 de
nationale wetgeving voor het dragen van
oogbescherming opvolgen.
Het apparaat heeft de volgende meetmodi:
• Individuele afstandsmeting:
- U kunt meetwaarden optellen of aftrekken
- U kunt een doorlopende meting uitvoeren met MAX- /
MIN-/actuele waarde
• Oppervlaktemeting
• Volumemeting
• Indirecte hoogtemeting
• Tweevoudige indirecte hoogtemeting
• Indirecte meting van een deelhoogte
• Genivelleerde afstands-/hoogte- en hoekmeting
laserafstandsmeetapparaat TD120
7