Toetsen
Actie
Š
Wordt afgerond op duizendtallen.
Š '
Wordt afgerond op honderdtallen.
Š '
Wordt afgerond op tientallen.
Š "
Wordt afgerond op hele getallen.
Š ˜
Wordt afgerond op de dichtstbijzijnde
tiende.
Š ™
Wordt afgerond op de dichtstbijzijnde
honderdste.
Š š
Wordt afgerond op de dichtstbijzijnde
duizendste.
Š r
Verwijdert de vaste decimale instelling.
Deze positiewaardetoetsen werken ook met Œ (zie verderop).
Vraagstukken oplossen
Met de ‹ functie kunt u uw rekenkundige vaardigheden
oefenen en testen. U kunt ofwel de Auto of de Man modus
kiezen.
In de ‹ Auto modus (standaard) presenteert de TI-15
vraagstukken waaraan één element ontbreekt (bijvoorbeeld,
5+2=? of 5+?=7 of 5?2=7). U kunt het type vraagstuk
selecteren en uit drie moeilijkheidsgraden kiezen. Standaard
is optellen op niveau 1.
. Als u in ‹ bent, druk op ‡$ om de
Moeilijkheidsgraad
menulijst te openen en druk op " of ! om de gewenste
moeilijkheidsgraad te selecteren (1, 2, of 3). Druk
vervolgens op ®‡, en de TI-15 zal vraagstukken
presenteren op het geselecteerde niveau.
. Terwijl u in ‹ bent, druk op ‡$$ om
Type vraagstuk
de menulijst te openen, en druk op " of ! om het
gewenste type vraagstuk te selecteren (optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen, delen, of het vinden van de operator).
Druk vervolgens op ®‡, en de TI-15 zal
vraagstukken presenteren van het geselecteerde type.
1. Voer een antwoord in.
2. Als het antwoord correct is, verschijnt er "Yes" op het
scherm, en wordt er een ander vraagstuk gepresenteerd.
3. Als uw antwoord niet goed is, verschijnt er "No" op het
display en geeft het aan of de juiste oplossing groter of
kleiner is dan het antwoord dat u heeft ingevoerd.
4. Het onjuiste antwoord wordt van het display gewist, en u
voert een ander antwoord op hetzelfde vraagstuk in.
5. Als u drie onjuiste antwoorden invoert op een bepaald
vraagstuk, laat de TI-15 het juiste antwoord zien, wist hij
het vraagstuk en presenteert hij een nieuw vraagstuk.
. Om de vijf vraagstukken toont de TI-15 een
Scorebord
scorebord. Voor elk correct antwoord dat u heeft ingevoerd
wordt een "Yes" geregistreerd op het scorebord, en voor
drie onjuiste antwoorden een "No". Na 100 registraties keert
het scorebord terug op nul.
Als u eerst ‹ invoert en op ‡ drukt, toont het display
het scorebord een ogenblik voordat er vraagstukken worden
gepresenteerd of voordat het menu wordt weergegeven.
In de ‹ Man (handmatige) modus, stelt u uw eigen
vraagstukken samen. Terwijl u in ‹ bent, druk op ‡ om
de menulijst te openen, en druk op " om Man te
selecteren. Druk vervolgens op ®‡, en de TI-15 is
gereed voor de invoer van uw vraagstuk en uw oplossing. In
deze modus accepteert hij alleen niet-negatieve, gehele
getallen. U geeft een ontbrekend element aan met .
In de ‹ Man modus is het mogelijk een vraagstuk in te
voeren dat één oplossing, meerdere oplossingen, of geen
oplossing heeft. De TI-15 vertelt u hoeveel oplossingen het
vraagstuk heeft.
¦ Problemen waaraan één element ontbreekt hebben over
het algemeen één oplossing. U mag drie keer proberen. Na
drie onjuiste antwoorden geeft de rekenmachine het juiste
antwoord weer en wist hij het display, zodat u een nieuw
probleem kunt invoeren.
¦ Problemen waaraan twee elementen ontbreken hebben
meerdere oplossingen. Bijvoorbeeld, ?+?=5 heeft 6
oplossingen; ?x?=24 heeft 8 oplossingen. (Bij dit type
vraagstuk vervangen de vraagtekens de operanda; zij
mogen niet verschijnen in plaats van de operator of het
antwoord.) Deze vraagstukken worden niet gewist na een
juiste oplossing of na drie onjuiste antwoorden; het
vraagstuk blijft zodat u andere oplossingen kunt invoeren,
totdat u het vraagstuk handmatig wist door op " te
drukken.
¦ Als het antwoord op een vraagstuk geen positief, geheel
getal (zoals 9P2), geeft de TI-15 aan dat er nul oplossingen
zijn. Maar als u antwoorden invoert, zal hij u vertellen of zij
groter of kleiner zijn dat het juiste antwoord.
Ongelijkheden
kunt u een ongelijkheid testen met behulp van . U mag
maar één keer proberen, omdat het antwoord op een
ongelijkheid ofwel waar, ofwel niet waar is. Bij ongelijkheden
kunt u decimalen invoeren. Druk eenmaal op voor <, en
druk tweemaal op voor >.
‹
Om het oplossen van vraagstukken te verlaten, druk weer
op ‹.
Positiewaarde
Terwijl u in de ‹, Man modus bent, kunt u de
positiewaarde van een teken bepalen; u kunt bepalen
hoeveel eenheden, tientallen, honderdtallen, duizendtallen,
tienden, honderdsten en duizendsten een getal bevat; of
bepalen welk teken van een bepaald getal op welke positie
staat.
¦ Een positiewaarde bepalen:
¦ Na invoer van een getal kunt u de positie van het gehele
¦ Als u een getal heeft met een herhaald cijfer, analyseert
Als u in de‹, Man modus bent, kunt u het
positiewaardenmenu openen door op ‡$ te drukken.
¦ Stel vast hoeveel eenheden, tientallen, honderdtallen,
duizendtallen, tienden, honderdsten, of duizendsten een
getal bevat (standaard): druk indien nodig op
‡"®$, selecteer de 11- instelling en druk op
®‡. Voer het getal dat geanalyseerd moet worden
in, druk op Œ, en vervolgens op ", ', ', , ˜,
™, of š.
¦ Stel vast welk cijfer van een bepaald getal zich op een
gespecificeerde positie bevindt: druk op ‡"®$,
selecteer de -1- instelling, en druk op ®‡. Voer het
getal in dat moet worden geanalyseerd, druk op Œ, en
vervolgens op ", ', ', , ˜, ™, of š.
Het antwoord verschijnt kort en wordt vervolgens gewist,
zodat u een ander cijfer of positiewaardetoets kunt
indrukken. Als de Œ functie actief is, is het niet nodig deze
toets in te drukken voor elk teken of elke positie die u wilt
bekijken voor een bepaald getal. U moet op
voordat u een nieuw getal invoert voor analyse en
vervolgens Œ weer activeren.
Om de Œ functie te verlaten, druk op
-3-
. In plaats van een vergelijking in te voeren,
Œ ' ' " ˜ ™ š
getal of de decimale positie van een bepaald cijfer
definiëren door op Œ te drukken en vervolgens het
cijfer in kwestie in te drukken.
de TI-15 de meest rechtse plaats waarop dit cijfer
voorkomt als u op deze toets drukt. Om de
positiewaarde van de tekens links te bepalen, drukt u
opnieuw op het bepaalde cijfer voordat het antwoord
verschijnt. Telkens wanneer u het gegeven cijfer
achtereenvolgens indrukt, verschuift het display naar de
volgende positie waarop dit cijfer voorkomt aan de
linkerkant en geeft het de positiewaarde hiervan aan.
"
drukken
"
.