tams elektronik
2.2. Gebruik in digitale modelspoorbanen
De GBM-8.2 kan worden gebruikt onafhankelijk van het digitale formaat waarmee de baan
wordt aangestuurd. Een typische toepassing in digitale systemen is de combinatie met
terugmelders die grondcontacten inlezen (b.v. s88 terugmelders). De acht uitgangen van de
GBM-8.2 zijn zo gerangschikt dat ze direct kunnen worden aangesloten op de ingangen van de
s88 terugmelders uit het Tams Elektronik assortiment (bijv. S88-3** of S88-6**).
Bij digitale systemen kan een hoge gevoeligheid van de railbezetmelder een probleem worden
als stoorspanningen uit het digitale systeem vals alarm veroorzaken. Bij de GBM 8.2 kan de
gevoeligheid voor elke spoorsectie afzonderlijk worden ingesteld met een trimpotentiometer,
zodat interferentie van het digitale systeem geen invloed heeft op de bezette signalen.
De in- en uitgangen van de GBM-8.2 zijn galvanisch van elkaar gescheiden door optocouplers.
Dit filtert storingspieken weg en voorkomt effectief aardlussen ("bromlussen") en foutstromen.
Info: Galvanische scheiding
In digitale modelspoorbanen
kunnen de circuits voor de
voeding van de sporen en de
digitale apparaten galvanisch
(d.w.z. elektrisch) van elkaar
gescheiden zijn of verbonden
zijn met een gemeen-
schappelijke, continue aarde.
Het aanleggen van een
gemeenschappelijke, ononder-
broken aarde is in de praktijk
gevoelig voor fouten en daarom
onbetrouwbaar, vooral op
grotere modelspoorbanen.
Door het gebruik van galvanisch
gescheiden circuits kunnen
aardlussen ("bromlussen") en
foutstromen, die storingen en in
het ergste geval schade aan de
digitale apparaten kunnen
veroorzaken, op betrouwbare
wijze worden voorkomen.
Bij railbezetmelderen zoals de
GBM-8.2 zijn de ingangen (voor
het aansluiten van de bewaakte
spoorsecties) galvanisch gescheiden van de uitgangen (voor het aansluiten van digitale
terugmelders). De signalen (d.w.z. bezettingsberichten) worden doorgegeven, maar geen
elektrische energie.
GBM-8.2
Werking | 7