5 Op de voedingsspanning aansluiten
Veiligheidsinstructies
aanhouden
10
5
Op de voedingsspanning aansluiten
5.1
Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
•
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten
Waarborg voor de inbedrijfname, dat de voedingsspanning overeen-
komt met de specificaties op de typeplaat.
Voor een effectieve overspanningsbeveiliging moeten daarbij de
kabels tussen de overspanningsbeveiliging en het te beveiligen appa-
raat zo kort mogelijk zijn.
Gevaar:
In de aluminium en kunststof behuizing is naast de overspanningsbe-
veiliging een afzonderlijke PE-klem op de DIN-rail gemonteerd. Deze
is galvanisch met de DIN-rail verbonden.
Bij de aluminium behuizing moet de randaarde (PE) van de voe-
dingskabel absoluut op deze PE-klem worden aangesloten, om de
randaarde voor de metalen behuizing te realiseren.
Opmerking:
Installeer een goed toegankelijke scheidingsinrichting voor het instru-
ment. De scheidingsinrichting moet voor het instrument zijn gemar-
keerd (IEC/EN61010).
5.2
Aansluitstappen bij uitvoering met behuizing
Ga als volgt tewerk:
1. Schroeven van het behuizingsdeksel losmaken
2. Voedings- en aansluitkabels door de kabelwartels in de behuizing
schuiven, aderuiteinde circa 1 cm strippen.
3. Aderuiteinden voor L en N conform hoofdstuk "Aansluitschema"
op de klemmen van de overspanningsbeveiliging aansluiten.
4. Aderuiteinden voor PE op de groen/gele PE-klem in de behuizing
aansluiten
5. Buitenste aardklem op de behuizing met de potentiaalvereffening
verbinden
6. Alle kabelverbindingen, met in het bijzonder de PE- en aardver-
binding, op goede bevestiging controleren
7. Wartelmoeren van de kabelwartels vast aandraaien. De afdicht-
ring moet de kabel geheel omsluiten
8. Schroeven van het behuizingsdeksel vastdraaien
De elektrische aansluiting is zo afgerond.
B 61-300 • Voor voedings- en stuurkabels