VOORZICHTIG Bij uitschakeling van inductieve verbruikers kunnen elektrische
RG 210
Stroomvoorziening
Het netsnoer van de controle-eenheid met een vast aangelegde
leiding bijv. NYM-J 3 x 1,5 mm² op het net aansluiten.
1.
Het netsnoer door de bovenste rubberen buis in de zwarte
sokkel van de controle-eenheid voeren.
2.
De fase op klem L1, de neutraalgeleider op klem N en de
massakabel op klem PE aansluiten.
De voedingsleiding naar de controle-eenheid moet uitschakelbaar en
afzonderlijk beveiligd zijn (max. 16 A).
Sonde
De sondekabel niet parallel met sterkstroomleidingen leggen,
gevaar voor storingen door straling.
De sondekabel voldoende tegen beschadiging beschermen,
indien nodig in een metalen buis leggen.
1.
De sondekabel(s) vastleggen.
2.
De sondekabel door de onderste rubberen buizen in de zwarte
sokkel voeren en aan de overeenstemmende klemmen met de
beschrijving "Sonde" aansluiten.
Het aansluiten aan een bepaalde elektrische pool dient niet in
acht te worden genomen.
Als verlenging voor de sondekabel kan een handelsgebruikelijke
afgeschermde leiding 2 x 0,5 mm² worden gebruikt. De maximale
lengte van de verlenging bedraagt 50 meter.
Uitgang
Het uitgangssignaal van de RG 210 kan via een als potentiaalvrij
relaiscontact (1 omschakelaar) worden vastgesteld.
1.
De aansluitingskabel vastleggen.
2.
De aansluitingskabel door de middelste rubberen buis in de
zwarte sokkel voeren en aan de overeenstemmende klemmen
met de beschrijving "Vrijgave" aansluiten.
installaties worden beschadigd en schakelcontacten worden
vernietigd door spanningspieken.
Inductieve verbruikers met in de handelsgebruikelijke RC-
combinaties, bijv. B. 0,1 µF/100 Ohm, bedraden.
15