3.0 ALGEMENE AANBEVELINGEN
3.1 Installatievoorschriften
Het is uitermate belangrijk dat bij de installatie van het
toestel alle van toepassing zijnde reglementeringen
worden nageleefd. Toestellen geïnstalleerd in Nederland
moeten derhalve voldoen aan de GAVO-voorschriften
De installatie mag enkel worden uitgevoerd door
gekwalificeerde personen.
voorgeschreven richtlijnen kan leiden tot gerechtelijke
vervolging. Het is dus in uw eigen belang ervoor te
zorgen dat de installatie voldoet aan alle wettelijke
voorschriften
AANDACHT:.
Zorg
ervoor
geïnstalleerd worden in een corrosieve omgeving, in een
omgeving waar oplosmiddelen of ontvlambare stoffen
aanwezig zijn, in de nabijheid van ontvettingsinstallaties
of in ruimtes waar schadelijke elementen voor het toestel
aanwezig zijn.
3.2 Opstellingsruimte toestel
Bij het bepalen van de opstellingsruimte moet men
volgende elementen in acht nemen:
-
voldoende ventilatie om een goede werking van het
toestel te verzekeren
-
degelijk rookgasafvoersysteem
-
voldoende ruimte om een veilige en doeltreffende
onderhoudsbeurt toe te laten
Tabel 3
Te respecteren minimum installatie-afstanden (mm)
EURO C 40.. S
Bovenzijde
Schoorsteenaansluiting
Controlepaneel
Niet-controlepaneel
Onderzijde
Achterzijde*
* gemeten vanaf achterzijde motor
Tabel 4
Te respecteren montagehoogte (tot onderzijde toestel)
EURO C 40.. S
Montagehoogte (m)
Het niet opvolgen van de
dat
de
toestellen
11,15,18
24,30,36
47
50
150
150
150
500
600
50
150
50
50
250
350
11,
15,
24
30
18
2.0
2.25
2.50
Bij het plaatsen van de luchtverwarmers moet men
ervoor zorgen dat de uitblaasrichting zo veel mogelijk
gericht wordt op buitenmuren.
toestellen worden geïnstalleerd in eenzelfde ruimte
dient men ervoor te zorgen dat de luchtcirculatie
continue verloopt tussen de verschillende toestellen.
Om een optimaal rendement te bekomen wordt het
aangeraden om de luchtverwarmers zo dicht mogelijk
bij de te verwarmen zone te plaatsen, doch vermijd
hierbij dat de warme luchtstroom direct op de zone
gericht
bevinden. Het bepalen van de juiste ophanghoogte is
bijgevolg erg belangrijk.
Bij het opstellen dient er ook rekening te worden
niet
gehouden met de eventuele aanwezigheid van
rekken, schotten, pijlers, en andere hindernissen die
een vrije luchtstroom kunnen belemmeren.
Bij een centrale ophanging van het toestel moet de
uitblaasrichting
buitenmuren. Bij grote ruimtes dient men niet enkel
een luchtverspreiding langsheen de buitenmuren te
verzekeren maar ook naar het midden van de ruimte
toe.
De warme luchtstroom dient te worden gericht op de
plaatsen waar het grootste warmteverlies onstaat,
zoals : deuren, vensters en buitenmuren. Op plaatsen
waar veel koude wind binnendringt (zoals laaddeuren,
...) dient op een afstand van 4.5 à 6m een toestel te
worden geplaatst waarvan de luchtstroom direct op
de tochtige plaats is gericht
AANDACHT:
Plaats de luchtverwarmer niet waar hij kan worden
blootgesteld aan regen, waterinsijpeling, etc.
60,72
150
3.3 Luchttoevoer en verbrandings-
gasafvoer
150
600
De gasgestookte luchtverwarmer kan worden
150
geïnstalleerd als een gesloten toestel type C. In
dergelijk
50
verbrandingsluchttoevoer- als een verbrandings-
500
gasafvoersysteem vereist. Beide systemen dienen
te worden uitgevoerd met lekdichte pijpen conform
de voorgeschreven richtlijnen.
Als het toestel wordt geïnstalleerd als een type B,
(d.w.z.
verwarmen ruimte wordt aangezogen) dient er
enkel
worden voorzien.
Het is noodzakelijk alle verbrandingsgassen naar
36,47
buiten af te voeren.
60,72
2.75
7
wordt
waarin
zich
georiënteerd
geval
is
dat
de verbrandingslucht
een
verbrandingsgasafvoersysteem
Wanneer meerdere
permanent
mensen
worden
naar
de
zowel
een
uit
de
te
te