8.
INSCHAKELEN EN WERKING CONTROLEREN
Bij alle modellen:
1. Controleer de volgende aansluitingen:
-
voeding;
-
kabel(s) tussen regelkast en toestel(len);
Indien toegepast:
-
externe regelcomponenten.
2. Plaats de afdekplaten van de kabelgoten terug.
3. Ga na wat de juiste draairichting van de ventilatoren is. Dit staat met een pijl op één van de ventilator-
bladen aangegeven.
4. Schakel de netvoeding in.
5. Start het luchtgordijn met de regelkast.
6. Controleer dat de ventilatoren in de juiste richting draaien.
7. Controleer dat alle aangesloten toestellen lucht uitblazen, over de gehele breedte van elk toestel.
Bij modellen met waterverwarming:
1. Controleer of de warmtewisselaar correct is aangesloten.
2. Verzeker u ervan dat de CV-installatie ingeschakeld is.
3. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt bij alle aangesloten toestellen. Dit kan enige tijd duren.
4. Ontlucht indien nodig de warmtewisselaar.
8.1
Overdracht
Draag het systeem over aan de klant/eindgebruiker of een vertegenwoordiger.
Leg uit dat iedereen die het toestel gaat bedienen instructies moet krijgen over veilig gebruik.
Adviseer om waar mogelijk de deur te sluiten voor energiebesparing.
Leg uit dat de aanzuigroosters regelmatig moeten worden schoongemaakt en dat het toestel regelmatig
moet worden onderhouden.
OPMERKING: Laat deze handleiding achter bij de klant/eindgebruiker of zijn vertegenwoordiger.
(
1.0)
NL
V
Pagina | 14