7.
AANSLUITEN OP DE NETVOEDING
7.1
Bijzonderheden over de netvoeding
WAARSCHUWING: Het toestel moet geaard zijn.
WAARSCHUWING: Het toestel moet aangesloten worden volgens de plaatselijk geldende
OPMERKING: Tussen de installatie en de netvoeding moet een werkschakelaar (niet meegele-
verd) worden aangebracht. Deze schakelaar moet:
•
alpolig zijn,
•
een contactscheiding hebben van tenminste 3 mm,
•
nabij het toestel geplaatst worden.
7.1.1 Zekeringswaarden
WAARSCHUWING: Elk toestel moet afgezekerd zijn volgens onderstaande tabel.
Zekeringswaarden
Maximale afzekerings-waarde A
≤ 10A
16A
OPMERKING: Alleen indien de totale stroomopname van meerdere toestellen kleiner is dan 10A
mogen zij gezamenlijk afgezekerd worden.
7.2
De regelkast bevestigen en aansluiten
WAARSCHUWING: Verzeker u ervan dat de netvoedingsgroep
WAARSCHUWING: Voer het aansluiten alleen uit als u gekwalifi-
Verzeker u ervan dat de netvoedingsgroep waaraan u
werkt, uitgeschakeld is.
OPMERKING: Gebruik de handleiding van de regelkast voor het
bevestigen en aansluiten.
1. Bevestig de regelkast nabij het toestel.
2. Breng een werkschakelaar aan tussen de netvoeding en de regelkast en sluit deze aan op de netvoe-
ding.
OPMERKING: Zet de werkschakelaar op 0.
3. Sluit de regelkast aan op de werkschakelaar.
(
1.0)
NL
V
eisen.
waaraan u werkt, uitgeschakeld is.
ceerd bent om met krachtstroom te werken.
Pagina | 12