6.
AANSLUITEN OP DE CV-INSTALLATIE
Alleen bij modellen met waterverwarming (type W)
6.1
Bijzonderheden
LET OP: De aanvoer- en retourleiding van de CV-installatie moeten worden aangesloten op de
juiste bijbehorende aansluitingen . Op het toestel zijn de richtingen aangegeven met pij-
len.
•
Houdt de aansluitingen bij het aansluiten van de leidingen tegen met een tang.
•
Neem, vlakbij het toestel, in beide leidingen een afsluiter op.
•
Het toestel is voorzien van ventielen voor ontluchting.
Toepassingsgrenzen
Verwarmingsmedium
Maximale watertraject
Maximale uitblaastemperatuur
Maximale werkdruk
6.2
Vorstbeveiliging
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen indien u het toestel installeert in een ruimte waar vorst kan
optreden:
•
Zorg voor een constante circulatie van het water op de juiste temperatuur;
•
Voeg bij stilstand in de winterperiode maximaal glycol aan het water toe;
Of tap het systeem en het toestel af.
•
6.3
Het toestel aansluiten
1. Sluit het toestel aan op de CV-installatie.
2. Ontlucht de warmtewisselaars.
3. Controleer de aansluitingen op lekkage.
(
1.0)
NL
V
water met maximaal 20% glycol
type W1
125/105 °C
type W2
90/70 °C
type W3
80/60 °C
60 °C
zie typeplaatje
Pagina | 11