parameter
tijdblokkering
buitenvoelertoewijzing Legt de relevante buitenvoeler voor de regeling vast.
rustmodus
vermogensbegrenzing BT -20 ... 40 °C (fabrieksinstelling 5 °C):
verschilbewaking
schakeldifferentie
dynamisch
83327944 1/2024-04 Mgo
Montage- en bedieningsvoorschrift
Lucht/water warmtepomp Splitblock® WSB 6 ... 10-A-RME-I
6.7.5.2 Instellingen
warmte-
pomp
instellingen
Dit menu wordt alleen in het vakmanmenu weergegeven.
instelling
3.0 ... 360.0 min (fabrieksinstelling 10.0 min):
Gedwongen pauze voor de buitenunit na het uitschakelen. De compressor start
pas weer na de ingestelde tijd.
buitentemperatuur:
Buitenvoeler B1(toebehoren) [hfst. 5.5.1.1].
luchtaanzuigtemperatuur (fabrieksinstelling):
Luchtaanzuigvoeler (OAT) in de buitenunit.
Met parameter rustmodus kan de geluidsemissie van de buitenunit gedurende
een bepaalde tijd gereduceerd worden.
uit (fabrieksinstelling):
Rustmodus gedeactiveerd.
75 ... 45%:
Maximaal vermogen van de buitenunit tijdens het rustprogramma [hfst. 6.7.5.10].
Buitentemperatuur waarboven het vermogen van de buitenunit begrensd is op
80 %.
Voor het ontdooiproces keert een in de buitenunit geïnstalleerde vierwegklep het
koudecircuit om. Hierdoor stroomt het verwarmde koudemiddel via de
warmtewisselaar in de buitenunit. Na het ontdooien schakelt de klep weer in de
normale bedrijfspositie. De verschilbewaking bewaakt de klepstand na het
ontdooien.
uit:
Verschilbewaking gedeactiveerd.
schakeldifferentie (fabrieksinstelling):
Verschilbewaking actief.
Bewaakt het verschil tussen de aanvoer- en retourtemperatuur van de binnenunit
na het ontdooien. De aanvoertemperatuur moet 5 minuten na het schakelen van de
vierwegklep hoger zijn dan de retourtemperatuur. Indien dit niet het geval is, wordt
waarschuwing 41 weergegeven.
stijging:
Verschilbewaking actief.
Bewaakt de stijging van de aanvoertemperatuur. Na omschakelen van de
vierwegklep moet de aanvoertemperatuur binnen 2 minuten minstens 4 K stijgen.
Indien dit niet het geval is, wordt waarschuwing 41 weergegeven.
in (fabrieksinstelling):
Als de warmtepomp uitschakelt, dan meet de systeemmodule het verschil tussen
aanvoer en retour en slaat deze op.
Als de actuele aanvoertemperatuur tot onder de gewenste aanvoertemperatuur
schakeldifferentie dynamisch daalt, dan start de warmtepomp.
De schakeldiff. dynamisch is de som van:
het opgeslagen verschil
de in het menu verwarmen ingestelde schakeldifferentie
[hfst. 6.7.5.6]
uit:
Het verschil tussen aanvoer en retour wordt niet geregistreerd, alleen de
ingestelde schakeldifferentie [hfst. 6.7.5.6].
71-136
6 Bediening