Programmering
Verwarmingsgroep 1, 2
(5710, 5715)
Tapw opnemer B31
(5730)
Tapw aandrijving Q3
(5731)
Tapw separaat circuit
(5736)
Relaisuitgang QX1
(5890)
70
Configuratie
De verwarmingsgroepen kunnen via deze instelling worden in- of uitgeschakeld. In
uitgeschakelde toestand worden parameters bij de verwarmingskringen verborgen.
Opnemer: Tapwater-temperatuur wordt met een opnemer geregistreerd.
Thermostaat: Regeling van de tapwatertemperatuur afhankelijk van de schakeltoe-
stand van een op B3 aangesloten thermostaat.
Bij het gebruik van een thermostaat is er geen regeling op de tapwater-streefwaarde
mogelijk. De regeling van de tapwatertemperatuur met een thermostaat is bij gere-
duceerd bedrijf geblokkeerd.
Belangrijk! De nominale streefwaarde van het tapwater (zie prog. nr. 1610) moet
even hoog of hoger ingesteld zijn dan de instelling van de streefwaarde op de ther-
mostaat. De verhoging van de aanvoerstreefwaarde (zie prog. nr. 5020) moet op ten
minste 10°C ingesteld zijn. De tapwater-vorstbeveiliging kan niet worden gegaran-
deerd.
Geen: drinkwaterlading via Q3 gedeactiveerd.
Laadpomp: drinkwaterlading via de aansluiting van een laadpomp op Q3/Y3.
Omschakelventiel: drinkwaterlading via de aansluiting van een omschakelventielop
Q3/Y3.
De uitschakeling van het leidingwater kan alleen in een ketelcascade worden toege-
past.
Uit: de uitschakeling van het leidingwater is uitgeschakeldIedere aanwezige ketel
kan de leidingwatertank voeden.
Aan: de uitschakeling van het leidingwater is ingeschakeld. De leidingwaterlading
vindt uitsluitend plaats vanaf de hiervoor gedefinieerde ketel.
Om het leidingwater af te sluiten moet onder prog.-nr. 5731 de leidingwater-actua-
tor Q3 op „omregelklep" worden ingesteld.
Geen: Relaisuitgang QX1 gedeactiveerd.
Circ pomp Q4: de aangesloten pomp dient als drinkwater-circulatiepomp (zie prog.-
nr. 1660).
EL verw tapw K6: Aansluiting van een elektro-verwarmingselement voor het laden
van de tapwateropslagtank.
H1/H2 pomp Q15/Q18: Aansluiting van een pomp op de ingang H1/H2 voor een
extra verbruiker.
Ketelpomp Q1: de aangesloten pomp dient voor het circuleren van het ketelwater.
Bypass pomp Q12: de aangesloten pomp dient als ketel-bypasspomp, die wordt ge-
bruikt voor het handhaven van de retourstroom.
Alarmuitgang K10: Bijn het optreden van een fout wordt deze met het alarmrelais
gesignaleerd. Het sluiten van het contact geschiedt met een vertragingstijd van 2
min. Als er geen foutmelding meer actief is, opent het contact zonder vertraging.
Het alarmrelais kan worden teruggezet, zonder dat de storing werd verholpen (zie
prog. nr. 6710).
2e pomptrap VG 1/VG 2/VG P: Functie voor het aansturen van een 2-traps verwar-
mingsgroeppomp om bij een gereduceerd verwarmingsniveau de pompcapaciteit te
verlagen.
Verw circ pomp VG P: Activering van de pompverwarmingsgroep P.
Circ pomp Q14: Aansluiting van een aanvoerpomp.
Klokprogramma 5 K13: het relais wordt volgens de instellingen door het klokpro-
gramma 5 bestuurd.
Rookgasrelais K17: wanneer de uitlaatgastemperatuur de in de bedeiningsregel on-
der het prog.-nr. 7053 ingestelde waarde overschrijdt, wordt het relais K17 gesloten.
Cascade pomp Q25: gemeenschappelijke ketelpomp voor alle ketels in een cascade.
Tapw mengpomp Q35: aparte pomp voor de opslagtank-circulatie tijdens actieve le-
gionellafunctie.
Cascaderegelaar ISR BCA C/ISR BCA-SGB B
135581-01 07.11