2.6
Montage van de ComfoD
De ComfoD kan op twee manieren gemonteerd wor-
den:
■ Montage aan het plafond;
■ Montage aan de wand.
2.6.1 Montage aan plafond
A
Monteer de ComfoD aan een plafond met een massa
van minimaal 200 kg/m
1. Bevestig de vier meegeleverde ophangbeugels
(A) (met behulp van de meegeleverde schroeven)
aan de zijkanten van de ComfoD.
2. Bevestig de twee meegeleverde afstandbeugels
(C)(met behulp van de meegeleverde schroeven)
achterop de ComfoD aan de condenszijde (B).
Doormiddel van deze afstandbeugels (i.c.m. een
horizontaal plafond) wordt een afschot van 2%
naar de condensafvoer gerealiseerd.
3. Teken de positie van de bevestigingspunten af
op het plafond.
4. Bevestig vier draadeinden (M8 of M10) die mini-
maal 290 mm onder het plafond uitsteken.
5. Draai geschikte (borg) ringen en moeren op de
vier draadeinden.
6. Haak het toestel in de ophanging en draai de
contramoeren vervolgens stevig vast.
Houd rekening met minimaal 2% afschot naar
de condensafvoer. Bij gebruik van de afstand-
beugels i.c.m. een horizontaal plafond zal de
ComfoD vanzelf onder de juiste hoek komen te
hangen.
7. Monteer de condensafvoer (niet standaard mee-
geleverd) met een koppeling of demonteerbare
slang aan de ComfoD.
Zorg ervoor dat er onder de ComfoD genoeg ruimte is
voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.
Aan de zijkanten van de ComfoD hoeft voor een goed
functioneren van de ComfoD geen ruimte vrij gehou-
den te worden.
Monteer de ComfoD niet met de zijkant te-
gen de wand in verband met risico's op con-
tactgeluid.
.
2
2.6.2 Montage aan wand
C
B
Monteer de ComfoD tegen een wand met een mas-
sa van minimaal 200 kg/m
1. Bevestig de ophangbeugel horizontaal, met be-
hulp van een waterpas, aan de muur. Gebruik bij
voorkeur M8 keilbouten. Houd rekening met de
minimaal benodigde ruimte onder de ComfoD
om een sifon te kunnen plaatsen.
2. Haak het toestel in de ophangbeugel.
3. Monteer de condensafvoer (niet meegeleverd)
aan de onderkant van de ComfoD. De aange-
geven maat van 235 mm is een indicatie; deze
is afhankelijk van het type condensafvoer die
gekozen wordt.
Zorg ervoor dat er vóór de ComfoD minimaal 1 me-
ter ruimte aanwezig is in verband met de benodigde
ruimte voor onderhoudswerkzaamheden. Aan de
zijkanten van de ComfoD hoeft voor een goed func-
tioneren van de ComfoD geen ruimte te worden vrij-
gehouden.
Monteer de ComfoD niet met de zijkant te-
gen de wand in verband met risico's op con-
tactgeluid.
2.6.3 Aansluiting van luchtkanalen
Bij het installeren van de luchtkanalen dienen de vol-
gende regels in acht te worden genomen.
■ Installeer het luchtafvoerkanaal afwaterend naar
de ComfoD;
■ Isoleer het buitenluchttoevoerkanaal en het lucht-
afvoerkanaal tussen de dak-/geveldoorvoer en de
ComfoD dampdicht. Dit ter voorkoming van con-
.
2
7 - NL