Voordat u het apparaat aansluit, dient u
de aansluitgegevens (spanning en fre-
quentie) op het typeplaatje te verge-
lijken met de waarden van het elektrici-
teitsnet.
Deze gegevens moeten beslist over-
eenkomen om beschadiging van het
apparaat te voorkomen. Raadpleeg bij
twijfel een elektricien.
De aansluitgegevens staan op het type-
plaatje dat zich in de zuil achter het wa-
terreservoir bevindt.
Het apparaat moet aangesloten worden
op wisselstroom 50 - 60 Hz 220 - 240 V.
Sluit het apparaat alleen aan op een
contactdoos met randaarde. De aan-
sluiting en de elektrische installatie
moeten aan alle voorwaarden voldoen.
Gebruik een zekering van minimaal
10 A.
Ter verhoging van de veiligheid moet
de groep waarop het apparaat wordt
aangesloten, voorzien zijn van een
aardlekschakelaar van 30 mA.
De contactdoos dient zich bij voorkeur
naast het apparaat te bevinden en
moet gemakkelijk bereikbaar zijn.
Het apparaat mag niet via een
verdeelstekker of een verlengsnoer op
het elektriciteitsnet worden aangeslo-
ten. Hiermee kan namelijk een veilig
gebruik niet worden gewaarbord. Het
apparaat kan bijvoorbeeld oververhit
raken.
Elektrische aansluiting
Het apparaat mag niet op
wisselrichters worden aangesloten.
Wisselrichters worden bij autonome
stroomvoorzieningen toegepast (zoals
bij zonne-energie). Bij spanningspieken
kan het apparaat om veiligheidsrede-
nen worden uitgeschakeld.
De elektronica kan daarbij beschadigd
raken!
Ook mag het apparaat niet met zoge-
naamde spaarstekkers worden ge-
bruikt. Dergelijke stekkers verminderen
de energietoevoer, waardoor het appa-
raat te warm wordt.
Als de aansluitkabel defect is, mag
deze uitsluitend door een erkend vak-
man worden vervangen.
71